2. Bekisting en ondersteuning

2.1

Algemeen

2.1.1

Inleiding

Bekisting en ondersteuning zijn belangrijke hulpconstructies, en noodzakelijk om een betonconstructie te kunnen realiseren. Een goed samengestelde bekisting, afgestemd op de uitgangspunten en randvoorwaarden die van toepassing zijn op de realisatie van de constructie, maakt een efficiënte en beheersbare uitvoering mogelijk.

Goede werkvoorbereiding en kwaliteitsbeheersing leiden hier onverkort tot reductie van kosten en het vermijden van faalkosten. Een voorwaarde is dat de kenmerken van toegepaste materialen bekend zijn en het werkelijke gebruik moet zo goed mogelijk overeenkomen met het optimale toepassingsgebied ervan.
In een ander hoofdstuk staat aangegeven welk gedeelte van de totale kosten van een betonconstructie voor rekening komen van bekisting en ondersteuning. Het opent de weg naar besparingen, als gezocht wordt naar een optimale afstemming tussen techniek, toepassing, logistiek en kwaliteitsbeheersing.
Daarom geeft dit hoofdstuk veel aandacht aan de afzonderlijke materialen en de systemen die op de markt beschikbaar zijn. Het gaat tenslotte om hulpmiddelen met een bijzondere functionaliteit. De opbouw van dit hoofdstuk is daarop afgestemd. Er wordt een onderscheid gemaakt op basis van toepassing naar soort bekisting en ondersteuning. Systemen waarbij bekisting en ondersteuning onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, worden in het betreffende toepassingsgebied vermeld.
Aandacht wordt besteed aan:

  • karakteristieken en bijzondere kenmerken, ingedeeld naar type constructie;
  • toepassingen;
  • kwaliteitsaspecten.

Aangezien de bekisting een weliswaar heel belangrijk, maar toch slechts tijdelijk hulpmiddel is voor het realiseren van betonwerk, is er nauwelijks een beperking in de keuze van materialen. Inventiviteit en uitvoeringskennis zijn vaak de basis voor zeer ingenieuze toepassingen van materiaal.
Aandacht zal worden besteed aan de toepassingen van contactbekisting en centerpenmateriaal; voor de informatie over andere materialen wordt verwezen naar andere vakliteratuur. Ook wordt geen aandacht besteed aan materieel dat als een bouwmachine te beschouwen is (zoals een rollift, verrijdbare steiger enz.). Hierover is bijzondere vakliteratuur beschikbaar; ook kan men eisen en gebruiksaspecten met betrekking tot veiligheid in uitgegeven normbladen terugvinden.

2.1.1a Traditionele bekisting 2.1.1b Traditionele bekisting
2.1.2

Definities en eisen

Definities
Het ambachtelijke karakter van bekisting en ondersteuning heeft in de loop van de tijd geleid tot bijzondere benamingen voor onderdelen van de bekisting en de ondersteuning. Enkele veel gebruikte begrippen worden behandeld.

Bekisting
Als begrip op de bouwplaats wordt hiermee het totale pakket materieel bedoeld dat nodig is om de betonconstructie vorm te geven, ongeacht of dit verticaal als wandbekisting wordt toegepast of horizontaal als vloerbekisting met ondersteuning. De bekisting wordt samengesteld uit verschillende materialen.

Traditionele bekisting
Een traditionele bekisting is een bekisting die in het werk wordt opgebouwd en waarbij standaardmateriaal wordt gebruikt dat voor allerlei activiteiten op de bouwplaats voorhanden is. Soms worden deze bekistingen, afhankelijk van het aantal inzetten, tot provisorisch samengestelde schotten opgebouwd. Vuistregel is deze bekisting maximaal vijf keer te hergebruiken. Bij grotere repetitie zal men veelal voor een projectbekisting kiezen.

Grootwandbekisting / Half-systeembekisting / Projectbekisting
Dit bekistingstype kan zijn samengesteld uit een combinatie van standaardmateriaal, zoals houten baddingen, staalprofielen en systeemmateriaal. Karakteristiek is dat deze bekisting speciaal wordt samengesteld voor een projectsituatie. Het kan dus zodanig worden opgebouwd dat er een optimaal hulpmiddel ontstaat dat volledig tegemoet komt aan de wensen en eisen van de uitvoering. Een projectbekisting eist veel voorbereiding, maar biedt daarmee alle kans op een efficiënte bekistingsmethode met lage be- en ontkistingstijden en een optimale bouwsnelheid.
Een projectbekisting is zo samengesteld dat alle benodigde voorzieningen als stelvoorzieningen, hijsogen, stort- en werksteigers met leuningen aanwezig zijn.

2.1.2 Projectbekisting

Systeembekisting
Een systeembekisting is opgebouwd uit systeemmateriaal dat speciaal is ontwikkeld om als bekisting te worden gebruikt. Een systeembekisting wordt opgebouwd uit losse onderdelen of uit geprefabriceerde panelen. Sommige materialen van systeembekisting, zoals liggers, kunnen tussen systemen worden uitgewisseld. Geprefabriceerde panelen echter zijn onderling niet uitwisselbaar en vragen om systeemgebonden accessoires.
Een systeembekisting kan worden gebruikt als projectbekisting (samengesteld uit losse systeemmaterialen), maar ook als projectonafhankelijke bekisting (panelen).
De materiaalkosten van een systeembekisting kunnen hoog zijn, maar de grote inzetbaarheid en de lange levensduur van deze materialen rechtvaardigen in veel gevallen de hogere kosten.

2.1.3 Systeembekisting

Paneelbekisting (groot of klein)
Een paneelbekisting bestaat uit panelen die ofwel met de hand omzetbaar zijn, of met een hijsmiddel moeten worden verplaatst. De paneelbekisting kan in losse elementen worden gebruikt, ofwel als kraanelement. De panelen kunnen wandhoog zijn en zijn opgebouwd uit een stalen of aluminium frame met een op- of ingelegde bekistingsplaat en systeemgebonden hulpmiddelen om elementen te verbinden. De onderlinge verbinding van de panelen gebeurt met centerpennen. Het stamien van de centerpennen ligt vast en wordt bepaald door de paneelafmetingen.

2.1.4 Paneelbekisting

Bekistingselement
Een bekistingselement is een samengesteld onderdeel van een wand- of vloerbekisting dat als op zichzelf staand element aan andere elementen kan worden gekoppeld.

Grootvlakelement
Een grootvlakelement is een wandbekisting die is samengesteld tot kraanelement en waarbij horizontaal en verticaal transport, met behulp van een evenaar, met een bouwkraan plaats heeft.

Valkopbekisting
Een valkopbekisting is een vloerbekisting waarbij de contactbekisting kan worden verwijderd zonder de ondersteuning te lossen. Deze ondersteuning maakt een integraal onderdeel uit van het systeem. De ondersteuning kan hierbij bestaan uit losse stempels of een steigersysteem, maar de bovenzijde van de staanders bestaat uit een zogenoemde valkop (zie overzicht valkopsystemen).

Poerbekisting
Een poerbekisting is een bekisting waarmee de betonvloer ter hoogte van het maaiveld, ter plaatse van paalgroepen, kan worden verzwaard.

De opbouw van een wandbekisting
In figuur 2.1.5 is de opbouw van een wandbekisting aangegeven die is samengesteld uit traditionele materialen en een wandbekisting bestaande uit systeemmateriaal.

2.1.5 Benamingen wandbekisting samengesteld uit traditionele materialen (links) en systeemmaterialen

Opbouw van een vloerbekisting
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen een vloerbekisting bestaande uit hanteerbare losse onderdelen, een vloerbekisting waarbij de stempels een integraal onderdeel van het systeem vormen en de zware ondersteuningen voor dekconstructies.
Figuur 2.1.6 geeft de opbouw van een traditionele vloerbekisting weer en figuur 2.1.7 de opbouw van een valkopbekisting. De benamingen van een ondersteuning voor dekconstructies zijn te vinden in hoofdstuk 1.

2.1.6 Benamingen vloerbekisting bestaande uit traditionele materialen en systeemmaterialen 2.1.7 Benamingen valkopbekisting

Eisen
Naast de constructieve eisen die in hoofdstuk 1 uitvoerig zijn behandeld, zijn er bijzondere eisen te noemen waaraan bekistingen moeten voldoen. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen bekistingen voor woningbouw, utiliteitsbouw en civiele bouw.
In de utiliteits- en woningbouw zijn de constructies lichter en zijn organisatorische en economische aspecten veelal de invalshoek. Hierbij zijn voor woningbouw, gezien de repetitiemogelijkheden en de consumentgerichtheid, bijzondere methoden van bekisten ontwikkeld onder de noemer gietbouw. In de civiele bouw ligt het accent op de constructie. De wanden bestaan vaak uit massieve betonconstructies met een projectgebonden vormgeving. De dekken zijn zwaar en worden ondersteund door constructies die uit los gestapelde onderdelen bestaan. Is er sprake van repetitie, dan worden hier vaak bijzondere constructies voor bedacht.

Naast eisen van sterkte, stijfheid en stabiliteit en en economische eisen, vormen in alle sectoren ook arbeidsomstandigheden en milieuaspecten zeer belangrijke onderdelen bij het ontwerpen, samenstellen en het toepassen van bekistingsconstructies.
Het programma van eisen dat de basis vormt voor de keuze van bekisting, bestaat derhalve uit technische eisen, gebruikseisen en eisen vanuit Arbo en Milieu.

Technische eisen

  • Voldoen aan constructieve eisen. Voldoende sterk, stijf en stabiel om de betonspeciedruk en andere stortbelastingen op te nemen en binnen de opgegeven toleranties te blijven.
  • Zodanig uitvoeren dat het lekken van cementwater tijdens en na het storten zoveel mogelijk wordt voorkomen en er in elk geval geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de betonconstructie.
  • De keuze van contactbekisting afstemmen op de eisen die aan het betonoppervlak worden gesteld.

Gebruikseisen

  • De keuze van systeem, samenstelling en elementgrootte afstemmen op een efficiënte uitvoering, beschikbare ervaring en bijzondere eisen vanuit uitvoering of andere betrokkenen.
  • De opbouw zodanig ontwerpen dat be- en ontkisten in een continu proces kan plaatshebben, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van het betonwerk.
  • Logische en eenduidige stelmogelijkheden, waardoor de afstelling bij het bekisten minimale tijd vergt.
  • Zoveel mogelijk afgestemd op logistieke en organisatorische eisen vanuit het project en op de repetitiemogelijkheden.

Eisen vanuit Arbo en Milieu

  • Veiligheid als totaalbegrip voor het werken met bekisting. Dus naast persoonlijke veiligheid, eisen aan stabiliteit van de bekisting, aan de constructie en bereikbaarheid van steigerwerk, aan bijzondere situaties tijdens be- en ontkisten en aan veiligheid voor de omgeving. Deze eisen verwerken bij het ontwerp en de detaillering en in de vorm van instructie en begeleiding toepassen in de uitvoering.
  • Bij de keuze van hulpmiddelen die voor de verwarming van de betonspecie en beheersing van het verhardingsproces nodig zijn, milieuaspecten in acht nemen. Zo ook bij de keuze van verbruiksmiddelen die voor het be- en ontkisten noodzakelijk zijn.
2.1.3

Contactbekisting

Als contactbekisting wordt de beplating bedoeld die in direct contact komt met de betonspecie die naderhand het betonoppervlak vormt. Contactbekistingen kunnen bestaan uit de volgende materialen:

  • vurenhouten delen, los of tot schotten gekoppeld;
  • betonmultiplex, gecoat en ongecoat;
  • spaanplaat, gecoat en ongecoat;
  • kunststof in allerlei uitvoeringen en samenstellingen;
  • staalplaat;
  • aluminium lamellen;
  • verloren bekisting van houtachtig materiaal, purschuim, beton of staal.

Bij de keuze voor een bepaalde contactbekisting zijn in eerste instantie de eisen aan het betonoppervlak bepalend. Maar er zijn meer aspecten die een keuze beïnvloeden. Op basis van de te storten onderdelen zijn de volgende factoren van invloed:

  • Eisen aan het betonoppervlak. Deze oppervlakte-eisen vertalen zich naar bekistingseisen aan vervormingsgedrag van het plaatmateriaal, aan diktetoleranties en invloed van vocht.
  • Repetitiefactor, zowel totaal als per tijdseenheid. De beschadigingen en slijtage die door het storten ontstaan, beïnvloeden de levensduur en zorgen op enig moment voor afkeuring als niet meer aan de oppervlakte-eisen wordt voldaan. Daarnaast ontstaat door produceren in een dagcyclus vermoeiing in de beplating, die tot grotere vervorming leidt dan via de E-waarde berekend.
  • Inzetduur. De invloed van het weer, de wijze waarop met de bekisting wordt omgegaan en de belastingen tijdens ontkisten en transport, zijn mede bepalend voor de levensduur van de beplating. Hardheid van coating, robuustheid van de samenstelling en randafwerkingen zijn aspecten die hierop invloed hebben.
  • Soort toepassing (als wand, vloer of dek). Wanden die dagelijks worden gestort, vloeren die wekelijks worden gestort, dekken die eenmaal per twee maanden worden gestort, toepassing als losse plaat of in een frame, het zijn allemaal omstandigheden die de kwaliteit van de beplating verschillend beïnvloeden en bij de keuze moeten worden beoordeeld.

Bij alle genoemde factoren is het van belang van de juiste materiaaleigenschappen uit te gaan onder condities die overeenkomen met bouwplaatsomstandigheden. Ook al wordt aan productnormen voldaan, toch zal moeten worden beoordeeld of de bouwplaatsomstandigheden, zoals felle zon, vrieskou of vochtigheidsgraad, invloed hebben op de karakteristieke eigenschappen waarmee gerekend wordt en die tot het vervormingsgedrag leiden. Vooral vochtigheidsgraad en vermoeiing zijn aspecten om rekening mee te houden.
Voor algemene materiaaleigenschappen wordt verwezen naar de vele normen die NEN daarover uitgeeft.
Er zijn vele bekistingsplaten in de handel. Het is de kunst juist die plaat te vinden die aan alle bovengenoemde eisen en randvoorwaarden voldoet en ook in het budget past. Een plaat die wel in het budget past maar niet aan de eisen voldoet, kan achteraf heel veel geld kosten.

Contactbekisting uit betonmultiplex
Betonmultiplex is een van de meest toegepaste plaatmaterialen voor de contactbekisting van een bekistingsconstructie. Juist doordat het bepalend is voor de oppervlaktekwaliteit van betonwerk, zijn er vele onderzoeken verricht om de kwaliteitsaspecten te omschrijven die van belang zijn voor de toepassing als bekistingsmateriaal. De diversiteit in kwaliteiten is groot en de vaststelling is moeilijk. Het gegeven dat hout als natuurproduct onderhevig is aan ruime toleranties, gevoelig is voor extreme warmte, extreme kou of vochtigheid en de productie in heel de wereld plaatsheeft, maakt dat wij slechts achteraf kunnen controleren. Van invloed is daarbij tevens dat de keuze van beplating meer op basis van prijs dan van kwaliteit geschiedt.
Aangezien de gekozen beplating in belangrijke mate maatgevend is voor de kwaliteit van het betonoppervlak, zou keuze op basis van kwaliteitsaspecten moeten plaatshebben. Maar omdat het gedrag van een beplating van vele factoren afhankelijk is, volgt onderstaand een overzicht van keuzeaspecten en kenmerken van betonmultiplex, toegepast als bekistingsmateriaal.

Keuzeaspecten
Gegevens om tot een juiste keuze van een betonmultiplex te komen (zie ook onder materialen):

  • gewenst betonoppervlak;
  • eventuele eisen aan plaatafmetingen en toelaatbare toleranties;
  • gewenste repetitie en gebruiksfrequentie (in verband met vermoeiingsverschijnselen);
  • vereiste E-modulus in twee richtingen;
  • toepassingsbijzonderheden: woning-, utiliteits- of civiele bouw, gebruik als losse plaat of als onderdeel van een systeem en toepassing in vloer- of wandbekisting;
  • totale inzetduur.

De beplating is een essentieel onderdeel van het ‘gereedschap’ van de uitvoerder. Daarom zouden criteria die door de uitvoering worden gesteld, doorslaggevend voor de keuze moeten zijn. Met relatief ‘slecht’ materiaal is het moeilijk kwaliteit af te leveren. Met materiaal dat verkeerd wordt behandeld of toegepast, kan nauwelijks de vereiste kwaliteit worden bereikt.

Het gedrag van beplating
Betonmultiplex bestaat altijd uit een oneven aantal fineerlagen. De aanduiding van een plaat begint met de gebruikte houtsoort, de kwaliteitsklasse van de beste zijde van de plaat en de lengte- en breedteafmetingen. Als afmetingen wordt eerst de lengtemaat genoemd. Dit is de maat evenwijdig aan de vezelrichting van de buitenste fineerlagen.
Het is van belang dat de ondersteuning van de beplating loodrecht op deze vezelrichting loopt. De plaat vertoont dan het geringste vervormingsgedrag, enerzijds doordat de E-modulus het hoogst is, anderzijds doordat op deze manier de plaat het minst last van vermoeiing heeft en het minst gevoelig is voor afname van sterkte-eigenschappen door vocht. Vermoeiing is een van de belangrijkste veroorzakers van afwijkend vervormingsgedrag en ontstaat door langdurige belasting, frequent belasten (bijvoorbeeld elke dag storten) en een hoge vochtigheidsgraad.
Ontwerpers van bekistingen moeten zich rekenschap geven van het feit dat meestal mechanische waarden worden opgegeven die bij laboratoriumomstandigheden zijn verkregen en dus bij circa 5% vochtigheid.

Aanbrengen beplating
Platen betonmultiplex worden in wandbekistingen bevestigd, maar bij vloerbekistingen vaak los-vast op de bekistingsdragers aangebracht.
Vooral bij wandbekisting moet rekening worden gehouden met diktetoleranties (geen plustolerantie naast een mintolerantie). Bij vloeren wordt rekening gehouden met afwijkingen van haaksheid. Hierop wordt geselecteerd tijdens het aanbrengen.
Aangezien de belasting bij wandbekisting vele malen groter is dan bij vloerbekisting, is de ondersteuningsrichting van belang en het verschil in vervorming tussen eindveld en tussenveld.

2.1.8a Vezelrichting buitenste fineerlaag versus ondersteuningsrichting 2.1.8b Multiplexplaat op bekistingsdragers

Gebruiksaanbevelingen
Om tot een goed resultaat te komen is niet alleen de keuze van belang, maar ook de behandeling.
Enkele aanbevelingen:

  • altijd gebruikmaken van ontkistingsolie;
  • zaagsneden van platen afwerken met waterafsluitende lak;
  • schotten voorzien van randbescherming;
  • bij toepassing als losse plaat, selecteren op robuustheid;
  • trilnaalden met beschermkap toepassen om plaatselijke beschadigingen te voorkomen;
  • niet onnodig aan langdurige weersinvloeden blootstellen (zowel felle zon als regen);
  • de invloed van het vallen van de betonspecie beperken door stortkokers toe te passen;
  • bij tijdelijke opslag van schotten, deze goed ondersteund plaatsen en scheluwstand vermijden.
2.1.4

Overzicht van centerpenconstructies

Algemeen
Om de betonspeciedruk te kunnen opnemen worden verticale bekistingsschotten met elkaar verbonden door middel van centerpennen. Er zijn vele uitvoeringen mogelijk, maar de keuze wordt bepaald door het type bekisting, de belasting op de centerpennen en de betontechnische eisen die aan de verbinding worden gesteld.
Doordat de verbinding bij elke inzet arbeidstijd vergt, zijn er ingenieuze systemen ontstaan, elk met specifieke kenmerken voor de verschillende inzetsituaties. In figuur 2.1.10 zijn de principes van de verschillende oplossingen aangegeven.

2.1.9 Overzicht centerpenconstructies

De toepassing van hoogwaardig materiaal heeft geleid tot drie verschillende staafuitvoeringen.

  • Onderbroken draad met een spoed van 10 mm. Door de materiaaleigenschappen is de staaf niet lasbaar en daardoor gevoelig voor beschadiging en buiging. Kerfwerking kan tot bezwijken leiden. De niet-doorgaande draad zorgt er wel voor dat tijdens het draaien van de moer vuil op de staaf wordt verwijderd, zodat de moer sneller loopt. Beschikbaar in kerndiameters van 15, 26 en 32 mm.
  • Dezelfde draad, maar dan van lasbaar materiaal. Hiertoe is een speciaal kenmerk op de staaf meegewalst.
  • Doorgaande draad met een spoed van 10 mm. De staaf is lasbaar en beperkt gevoelig voor buiging en beschadigingen. Beschikbaar in kerndiameters van 15, 20 en 26 mm. Deze draad is toepasbaar in combinatie met conussen. Een onderbroken draad geeft een lagere belasting in combinatie met een (beton)conus.

Qua toepassing kunnen centerpenconstructies als volgt worden onderscheiden.

  • Constructies met doorgaande staven die terugwinbaar zijn, doordat buisvormige afstandhouders worden toegepast. De lengte van de staven wordt aangepast aan de dikte van de betonwanden en van de bekisting.
  • Constructies met eindstaven en een verloren middengedeelte, ook wel blinde centerpennen genoemd. Hierbij worden tussen middenstaaf en eindstaaf speciale conussen toegepast die als verbindingsmoer dienen.

Centerpenconstructies met terugwinbare staven
Om centerpennen na het storten te kunnen verwijderen, worden buisvormige afstandhouders toegepast die in het beton achterblijven. Uitzondering zijn de conische afstandhouders van pvc die in de gietbouw worden gebruikt en ook terugwinbaar zijn. Afstandhouders kunnen zijn gemaakt van pvc, beton of staal. De meeste afstandhouders zijn voorzien van eenvoudige pvc-conussen die na het ontkisten worden verwijderd en een goede afwerking van het betonwerk mogelijk maken. De afdichting van stalen en betonnen afstandhouders kan zodanig worden uitgevoerd dat sprake is van een waterdichte oplossing, geschikt voor een door de leverancier opgegeven waterdruk.

2.2

Bekistingen

2.2.1

Fundatiebekisting

Een bouwwerk kan worden gefundeerd op ‘staal’ of op een fundatie van palen. Voor een efficiënte uitvoeringsmethode is het van belang dat de constructeur waar mogelijk funderingsplaten, balken en poeren ontwerpt die gelijk van hoogte, respectievelijk gelijk van doorsnede zijn. Elke variatie in de hoogte of in de doorsnede van funderingen veroorzaakt namelijk tempo- en efficiencyverlies en werkt verstorend op het uitvoeringsritme.
Het meermaals zonder aanpassing kunnen hergebruiken van een bekisting met vaste maten geeft vaak een grotere besparing dan het optimaliseren van de benodigde hoeveelheid beton en betonstaal. Funderingsbekistingen kunnen bestaan uit verloren materiaal, al of niet geïntegreerd met isolatiemateriaal voor een goed geïsoleerde fundering, uit hout dat wordt hergebruikt en uit systeemmateriaal. Voor grote series funderingen zijn stalen bekistingen ontwikkeld.

Werkvloeren
Als scheiding tussen ondergrond en betonconstructie is een werkvoer nodig. Hiermee wordt de kwaliteit van de fundering op verschillende manieren geborgd:

  • het zorgt voor de juiste aanlegdiepte van de fundatie;
  • het voorkomt dat ondergrond en beton worden vermengd of dat water aan het beton wordt onttrokken;
  • de werkvloer dient als steun voor de wapening.

Werkvloeren kunnen worden vervaardigd uit beton met een lager cementgehalte (bijv. 200 kg/m³), uit plaatmateriaal zoals spaanplaat en underlayment, of uit zwaar plastic folie. Bij toepassen folie bestaat er kans op scheuren en op wegzakken van de afstandhouders, waardoor er te weinig dekking overblijft. In figuur 2.2.1 is een uitvoering in beton aangegeven.

2.2.1 Betonnen werkvloer

De opsluiting van de werkvloer wordt afgestemd op de toe te passen funderingsbekisting en op het moment waarop met de exacte maatvoering wordt begonnen bij de werkvloer of bij de bekisting van de fundatie. Vooral bij seriematige productie is het inefficiënt én de werkvloer én de randbekisting van de fundering exact te maatvoeren (figuur 2.2.2).

2.2.2 Maatvoering werkvloer en randbekisting

Poerbekisting / vloerverzwaring
De bekisting voor een poer of voor een serie poeren wordt niet alleen bepaald door de vorm van de poer, maar vooral door de uitvoeringsmethode van de betonvloer die erop wordt aangebracht. Het leidt tot een verloren bekisting of tot een bekisting die wordt hergebruikt. Bij deze laatste kan, afhankelijk van seriematigheid in de constructie, met eenmalige bekisting, met systeembekisting of met apart gemaakte mallen worden gewerkt.

Worden poeren voorgestort, dan kunnen deze tot de onderkant van de vloer of tot de bovenkant van de vloer worden gestort, met respectievelijk een horizontale of verticale stortnaad. De keuze is afhankelijk van wapening en uitvoeringsmethode.
Worden slechts enkele poeren gemaakt, dan wordt een traditionele poerbekisting toegepast. Ronde poeren kunnen eventueel met tempex worden bekist.

2.2.3a Fundatiebekisting 2.2.3b Verloren EPS-bekisting

Voor repeterend werk wordt gebruik gemaakt van een projectbekisting, waarbij de houten schotten worden voorzien van een stalen ringgording. Ook het toepassen van een systeempaneelbekisting behoort tot de mogelijkheden. Bij grote repetitie kan met speciaal gemaakte stalen bekistingsmallen worden gewerkt.
Bij de detaillering van repeterende poerbekistingen valt te overwegen de betonvorm ongeveer 50 millimeter taps uit te voeren. De bekisting hoeft dan niet te worden losgenomen, maar kan compleet worden verplaatst.

Funderingsbalkbekisting
Het maken van funderingsbalken kan erg arbeidsintensief zijn, doordat vanuit de grondslag nog geen vaste maatvoering te realiseren valt, grondwater een probleem kan zijn en bekisting en wapening elkaar eigenlijk in de weg zitten. Daarom wordt in de woningbouw de bekisting van funderingsbalken vaak uitgevoerd in polystyreen dat daarbij later als isolatiemateriaal voor de woning fungeert.
De bekisting voor betonnen funderingsstroken tot ongeveer 150 mm hoog, is eenvoudig en bestaat in feite slechts uit zijschotten van steigerdelen of baddinghout, gesteund door een paar piketten op een afstand van ongeveer 1,50 m (figuur 2.2.4).

2.2.4a Eenvoudige randbekisting 2.2.4b Polystyreen funderingsbekisting

Voor hogere balken wordt de verbinding tussen de zijschotten uitgevoerd met houten klissen of zogenoemde stalen balkklemmen. Deze balkklemmen zijn verstelbaar in de breedte en worden over de schotten geplaatst. Ze zijn geschikt voor balken tot 800 mm hoogte (figuur 2.2.5).
Nadeel van balkklemmen is dat er veel verschillende uitvoeringen met verschillende sterkte zijn, dat er veel nodig zijn en het eigen gewicht.

2.2.5 Balkklemmen

Als er een grote mate van repetitie mogelijk is, worden voor het project speciale bekistingen vervaardigd, waarbij in de bovenregel verstelmogelijkheden worden ingebouwd. Daarbij staat ook een doorsnede van een zogenoemde klapkist, die geschikt is voor rechthoekige funderingsbalken. De bekisting kan in uitgeklapte stand over de voorgevlochten wapeningskorf worden geplaatst en nauwkeurig op hoogte worden gesteld.

2.2.6 Bekisting met verstelmogelijkheden

Vloerrandbekisting
In de woning- en utiliteitsbouw vormt de bekisting voor vloerranden geen bijzondere bekisting. Soms wordt deze randbekisting in de bouwmethode geïntegreerd, maar meestal wordt dit traditioneel uitgevoerd.
In de civiele bouw zijn de vloeren dikker en zijn er bijzondere typen te benoemen. Hierin zijn bekistingen voor fundatievloeren en brede pijlervoeten veelal eenzijdige bekistingen. De hoogte van deze bekisting varieert van 0,80 m zoals bij een sluis en tunnelvloeren, tot 2,50 m voor zware fundatieblokken. Men kan de betonspeciedruk opvangen door uitwendig te stempelen (denk hierbij aan de verticaal ontbondene van de stempelbelasting, waardoor de kist omhoog kan komen) of door centerpennen met elkaar te verbinden door middel van vastlassen aan de wapening. Schematisch is dit aangegeven in figuur 2.2.7.

Belangrijk is dat de bekistingsconstructeur de benodigde laslengte opgeeft en dat er in de uitvoering op wordt gelet dat lasbaar centerpenmateriaal wordt gebruikt. De gelaste staven moeten een doorgaande centerpenverbinding vormen.
Kwaliteitsaspecten betreffen vooral de plaatsnauwkeurigheid. Als de randbekisting wordt gebruikt om in te storten ankers of wapeningsstekken te bevestigen en te maatvoeren, moet veel aandacht worden besteed aan het voorkomen van verplaatsingen tijdens het storten.

2.2.7 Systeemrandbekisting, gecenterd en afgestempeld

Een bijzondere uitvoering van een randbekisting bij civiel werk is de dilatatiebekisting. Voegenband is meestal stug van vorm en vaak worden voorzieningen ingebouwd om later eventuele lekken te dichten (figuur 2.2.8a). Afstemming met de constructeur van de betonconstructie kan ertoe leiden dat de hoogtemaatvoering van de dilatatieband zoveel mogelijk gelijk wordt gehouden ten opzichte van de onderkant vloer (figuur 2.2.8b).

2.2.8a Hoogtemaatvoering dilatatieband 2.2.8b Randbekisting met voegprofiel

Opstort- of kimbekisting
Deze bekisting is niet echt als fundatiebekisting te beschouwen, maar vanwege de toepassing in deze groep ondergebracht. Bij wand-vloer- en vloer-wandverbindingen ontstaan stortnaden. Wordt een vloer op een gerede wand gestort, dan zijn geen voorzieningen nodig. Bij opgaand werk op een gestorte vloer zijn wel voorzieningen nodig om de maatvoering van de wanden te fixeren. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden beschikbaar. De keuze wordt bepaald door de eisen die aan deze stortnaad worden gesteld.
Wordt een opstort toegepast, dan is een bekisting nodig die op de wapening van de nog te storten vloer wordt aangebracht. Wel zijn allerlei slimme methoden ontwikkeld om de problematiek van de opstort te omzeilen en toch tot fixering van de maatvoering van opgaande wanden te kunnen komen. Voorbeelden hiervan zijn de toepassing van kimankers of kimblokken (figuur 2.2.9).

2.2.9a Kimankers 2.2.9b Kimblokken

Aangezien elke oplossing zijn voor- en nadelen kent en zowel voorstorten als nastorten mogelijk is, worden enkele voor- en nadelen van de verschillende oplossingen genoemd.
Voordelen meestorten met de vloer:

  • slechts één stortnaad en dus minder kans op vervuilde stortnaden dan bij nastorten;

Nadelen meestorten met de vloer:

  • grotere kans op maatafwijkingen die het stellen van de opgaande wanden bemoeilijken;
  • bij geringe hoogte een grote kans op onvoldoende verdichting;
  • dure oplossing.

Voordelen nastorten:

  • eenvoudige constructie;
  • betere maatvoering uit de onderconstructie.

Nadelen nastorten:

  • twee stortnaden
2.2.2

Kolombekisting

Algemeen
In de bouw komt het weinig voor dat op een werk slechts één of enkele kolommen moeten worden gemaakt, de civiele bouw uitgezonderd. Bijna altijd is er een relatief groot aantal kolommen te maken en wordt dus voor de bekisting naar een zo groot mogelijke repetitie gezocht. Hierbij moet worden voorkomen dat de productie van kolommen in de kritische lijn van de planning terechtkomt.
Van invloed is niet alleen de kolomafmeting in breedte en dikte, maar ook de hoogte van de kolom. Doordat de begane grond vaak een afwijkende verdiepingshoogte heeft, zijn de minimale en maximale hoogten van de bekisting vastgelegd.
Het kan leiden tot de behoefte aan een in de hoogte aanpasbare kolombekisting. De begane-grondvloer vereist een bekisting die voldoende stijfheid heeft om zonder torderen, binnen de aangegeven toleranties te blijven. De verdieping onder de dakvloer laat in verband met de wapening van de kolommen vaak geen hogere bekisting toe dan enkele centimeters boven de onderzijde van de vloer.

Resumerend wordt de keuze van het type kolombekisting bepaald door de volgende factoren:

  • de diversiteit in afmetingen (zowel in doorsnede als in hoogte);
  • de uit de bouwtijd voortvloeiende vereiste productie in aantal kolommen per cyclus;
  • de repetitiemogelijkheden per type kolombekisting;
  • bijzondere eisen aan het betonoppervlak.

Om een efficiënte uitvoeringsmethode te kunnen realiseren, worden kolommen voorgestort en dus niet gelijktijdig met de balken of vloeren bekist en meegestort. Mits voldoende verhard, kunnen ze als stabiliteitsvoorziening van de vloerbekisting worden gebruikt. Het betekent wel dat de maatvoering goed controleerbaar moet zijn.
Door het voorstorten ontstaat een situatie die om veiligheidsvoorzieningen tijdens het storten vraagt. Werksteigers kunnen een onlosmakelijk deel van de kolombekisting uitmaken, los bij de kolom worden geplaatst of verrijdbaar worden uitgevoerd.

2.2.10 Veiligheidsvoorziening kolomstortsteiger

Een betontechnisch aspect is nog dat het beton nazakt bij de relatief hoge kolommen. Het leidt ertoe dat kolommen altijd enigszins hoger worden afgestort dan theoretisch aangegeven. De bekisting moet op deze hoogte zijn aangepast. Worden kolommen en balken toch gelijktijdig gestort, dan moet men voorkomen dat er scheurvorming optreedt tussen kolom en balk.

Verticaal stellen van een kolombekisting gebeurt met trek-drukschoorstempels, die op de vloer worden verankerd (meestal twee per kolom) of met kettingen die aan drie zijden aan de bekisting zijn bevestigd. De horizontale maatvoering wordt gefixeerd door gebruik te maken van stelkransen die op de betonvloer worden vastgeschoten.

Traditionele houten kolombekisting
Dit is de meest eenvoudige vorm van een kolombekisting en kan met de hand omgezet worden (figuur 2.2.11). De bekisting bestaat uit vier houten schotten, molenwiekend uitgevoerd. Lichte kolomkransen zorgen voor opname van de betonspeciedruk. Het gatenpatroon in de kransen zorgt voor een traploze verstelbaarheid.

2.2.11 Traditionele kolombekisting

Projectgebonden houten kolombekisting Vanuit het oogpunt van efficiency hebben vormvaste kraanelementen voordelen ten opzichte van de bekistingen die met de hand worden omgezet. Afhankelijk van de vorm van de kolommen, kan de bekisting bestaan uit twee op maat gemaakte hoekstukken, twee rechte schotten met kopschotten, of uit ‘standaard’ hoeken die met vulkisten tot de juiste kolomafmetingen komen (figuur 2.2.12). Een dergelijke bekisting kan met achterliggende staanders eenvoudig worden verlengd en voor een dakverdieping desnoods worden ingekort.
De keuze van de opbouw van een houten kolombekisting wordt beïnvloed door de kolomafmetingen, de repetitiefactor en de betonspeciedruk. Een projectbekisting kan op allerlei manieren zodanig worden versterkt dat aan alle constructieve eisen wordt voldaan. Dit in tegenstelling tot een kolombekisting uit systeempanelen, waar de plaats van de centerpennen door het systeem is vastgelegd; daarmee staat ook de maximaal toelaatbare betonspeciedruk met bijbehorende vervorming vast.

Ook voor ronde kolommen en kolommen met afwijkende doorsneden zijn bekistingsoplossingen bekend. In figuur 2.2.13 zijn enkele uitvoeringen in hout, in combinatie met een berken triplex bekleding, aangegeven.

2.2.12a Twee kolomdoorsneden 2.2.12b Twee kolomdoorsneden 2.2.13a Doorsnede ronde kolom en rechthoekige kolom met ronde kopzijden (illustratie) 2.2.13b Doorsnede ronde kolom en rechthoekige kolom met ronde kopzijden (foto)

Stalen kolombekisting
Door de vaak grote repetitie en dus de noodzaak het aantal handelingen zoveel mogelijk te beperken, worden veel kolombekistingen volledig in staal uitgevoerd. Hierbij is het onderscheid tussen utiliteits- en civiele bouw weer duidelijk. Waar in de utiliteitsbouw sprake is van standaard-kolombekistingen, zijn deze in de civiele bouw zonder uitzondering als mal te beschouwen en daarmee een projectbekisting.
Vierkante en rechthoekige kolommen worden in de meeste gevallen in twee hoeken uitgevoerd, die overhoeks worden verbonden. De staalplaat van 4 tot 5 mm en de ondersteuning uit staalprofielen zijn als een constructieve eenheid te beschouwen die de betonspeciedruk opneemt.
Ronde stalen kolombekistingen zijn eveneens uit twee helften samengesteld. Speciale aandacht vraagt de sluitnaad, want juist op een ronde kolom wordt elke schotwisseling goed zichtbaar. Hiervoor gebruikt men spie- of pasbouten. Het afschoren gebeurt met twee trek- en drukvaste schoorstempels of met kettingen.
Enkele leveranciers van kolombekisting leveren een systeembekisting. Deze bestaan uit vier rechte schotten die zijn voorzien van een regelmatig gatenpatroon, waarmee in een moduul van enkele centimeters rechthoekige en vierkante kolommen kunnen worden gemaakt door ze molenwiekend met elkaar te verbinden. De maximaal mogelijke afmetingen worden door de leverancier opgegeven.

2.2.14 Opbouw kolombekisting uit panelen

In de civiele bouw worden stalen kolombekistingen gebruikt voor kolommen c.q. pijlers, als de vorm complex is of behoorlijke repetitie mogelijk is. Werksteigers en de afschoring zijn vaak in dezelfde voorziening opgenomen. De bevestiging aan de ondergrond moet per situatie worden bepaald.

2.2.15a Voorbeeld van een stalen pijlerbekisting 2.2.15b Voorbeeld van een stalen pijlerbekisting

Systeemkolombekisting
Naast de hiervoor genoemde stalen kolombekisting voor vierkante en rechthoekige kolommen hebben verschillende leveranciers hun paneelbekisting geschikt gemaakt voor kolombekisting.
De rechte panelen worden molenwiekend tegen elkaar geplaatst en door middel van voorgeboorde gaten met elkaar verbonden (zoals ook bij de stalen systeemkolombekisting). De houten beplating maakt het mogelijk in te storten voorzieningen te bevestigen. Gebruikte gaten kunnen aan het eind van het project met kunststof doppen worden afgesloten.
Stortsteigers worden ofwel in de vorm van losse torens bij de kolommen gezet, ofwel met behulp van systeemconsoles aan de bekisting gehangen.

Ronde kolombekisting
De ronde kolombekistingen vormen een aparte groep. Er wordt onderscheid gemaakt in repeterende en verloren bekistingen. Ze kunnen bestaan uit spiraalvormig metaal, karton, kunststof, aluminium en natuurlijk zoals al eerder genoemd, uit staal. De ontwikkelingen in de kunststofindustrie hebben geleid tot bijzondere toepassingen in de bekistingswereld.
Alle systemen gaan uit van het gegeven dat de betonspeciedruk wordt opgenomen door de wand van de bekisting en dat de bekisting door het hydrostatische principe een zuiver ronde vorm krijgt.
Bij repeterende kolombekisting wordt veel aandacht besteed aan een snelle koppeling en een minimum aan stelnoodzaak. De stalen en kunststof bekistingen zijn als mal uitgevoerd en slechts voor één diameter geschikt.

2.2.16 Voorbeeld van een ronde kolombekisting

Verloren ronde kolombekisting is in vele uitvoeringen en materialen beschikbaar. Vroeger was de metalen spiraalbekisting populair. Na het storten werd deze als een conservenblik van de kolom gepeld. De structuur van de spiraal bleef achter in het betonoppervlak.
Kartonbekisting gaat van hetzelfde principe uit en afhankelijk van het gekozen systeem en de lining is de structuur niet, dan wel in meer of mindere mate zichtbaar. Kunststof en polyester bekistingen bestaan in verschillende vormen: van de meest eenvoudige oplossing, namelijk een pvc-pijp die na het storten wordt opengesneden en afgepeld, tot mallen die op dezelfde wijze als ronde stalen kolombekistingen worden behandeld.

2.2.17 Verloren kolombekistingen

Bij alle ronde kolombekistingen moet veel aandacht worden besteed aan het plaatsen van de bekisting en het bevestigen van de afschoring.
Door het geringe gewicht van vooral de verloren bekistingen zijn ook de voorzieningen sober van uitvoering. Voor het plaatsen zijn stelkransen op de betonvloer en klembanden ter plaatse van de bevestigingspunten van de afschoring nodig. Voor het storten is een aparte werksteiger nodig en moet aandacht worden besteed aan het aangeven van de gewenste hoogte bij het storten.
Vaak worden na het storten de kolommen nagericht, waardoor wordt geborgd dat ze in een juiste lijn staan. Doordat de verticale kolomwapening doorgaand is, maar de staven per verdieping worden gekoppeld, is de beschikbare tolerantie aan de bovenzijde van de kolom gering. De verbindingen tussen de verticale staven vragen ruimte. Daarom moet worden gecontroleerd of de kolommen binnen de toleranties van het opgaande werk blijven.

Bijzondere aspecten bij het bekisten, ontkisten en storten
Door het voorstorten van kolommen en het feit dat veel kolommen zich aan de rand van een vloer bevinden, moet veel aandacht worden besteed aan afstellen, afschoren, storten en ontkisten. Buiten de al genoemde aspecten die met efficiënt uitvoeren te maken hebben, gaat het met name om de specifieke veiligheidsaspecten bij het plaatsen en afstellen van de bekisting.
Veilig werken kan alleen als er een behoorlijke werksteiger om de kolom is aangebracht waarmee de kolombekisting goed bereikbaar is. Het fixeren van de plaatsing en de afschoring gebeurt op de betonvloer. Met trek- en drukvaste schoorstempels kan de verticaalstand geborgd worden. Van belang is daarbij dat er geen speling op de schroefdraad mag zijn om te grote toleranties in het betonwerk te voorkomen.

Bij hoge kolommen moeten aparte voorzieningen worden aangebracht om koppelingen veilig uit te voeren. Het gebruik van kooiladders is boven 2,50 m voorgeschreven.
Betonstorten gebeurt vanaf een aparte stortsteiger. De hoogte van de steiger moet zijn afgestemd op de lengte van de doorstekende wapeningsstaven. Voor het opentrekken van een kubel en voor trilapparatuur moet voldoende ruimte zijn.
Over het bekisten en ontkisten van kolommen is een aparte Arbo-publicatie beschikbaar.

2.2.18 Veilige kolombekisting
2.2.3

Wandbekisting

Algemeen Wandbekisting omvat naast vloerbekisting een groot deel van alle bekistingen. Vroeger werd het zeer traditioneel uitgevoerd en in het werk opgebouwd, maar sinds het gebruik van systeembekistingen is het vaak geprefabriceerd en als kraanelement in gebruik.
Het produceren van betonwanden bevindt zich vaak in de kritische lijn van de planning en is dan bepalend voor de bouwtijd van de ruwbouw van een betonconstructie.
Bovendien kost het be- en ontkisten van wandbekistingen veel manuren. Het heeft ertoe geleid dat vanaf de jaren zestig, waarin het gebruik van systeembekisting het aantal manuren drastisch reduceerde, veel aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van efficiënt inzetbare bekistingen. Vanuit de karakteristieke kenmerken van het type wandbekisting kan een keuze worden gemaakt uit de diverse typen en systemen. Karakteristieke kenmerken van een wandbekisting:

  • bepalend voor het betonoppervlak dat gerealiseerd gaat worden, zowel qua vlakheid, als qua dichtheid, structuur en patronen;
  • hét hulpmiddel voor de uitvoerder om een beheerste productiesnelheid van de ruwbouw te realiseren, dus worden eisen gesteld aan minimale arbeidstijden, omzetsnelheid, cyclustijden, aanpasbaarheid en bijzondere eisen die aan betonmallen worden gesteld;
  • inzet meestal gebaseerd op een onherroepelijke systeemkeuze die tot aan het eind van de ruwbouw de snelheid en kosten van het productieproces bepaalt (een bron van ellende als er geen passend systeem is gekozen);
  • voorbereiding is noodzakelijk, maar verdient zich terug. Projectbekistingen leiden per saldo vaak tot lagere ruwbouwkosten, maar eisen een vooraf gemaakte inventarisatie van het gehele betonwerk;
  • eenduidige en minimaal noodzakelijke stelmogelijkheden leiden tot minder manuren. De stijfheid van een wandbekisting en vernuftige stelinrichtingen bevorderen dit;
  • rechte wanden stellen sneller dan hoekwanden, zijn beter te transporteren en sneller te ontkisten. Uitzondering zijn bekistingen voor kernen die zijn uitgevoerd als stijve doosconstructie: deze vergen minimale steluren, maar eisen aandacht voor het ontkisten;
  • wandbekisting en werksteiger kunnen bij bepaalde werkmethoden één geheel vormen. Door de verbinding tussen bekisting en steiger verplaatsbaar te maken, kan een hijselement worden gecreëerd dat met de kraan kan worden omgezet.

Duidelijk moge zijn dat de keuze en toepassing van een bepaald type wandbekisting van vele factoren afhankelijk is. Dit hoofdstuk pretendeert niet uitputtend te zijn, maar omschrijft per type bekisting een aantal kenmerken die bij de inzet van wandbekisting in overweging moeten worden genomen. De juiste keuze en de juiste voorbereiding leveren een essentiële bijdrage om tot een efficiënte uitvoering te komen.
Aan het eind van deze paragraaf wordt een opgave gedaan van de systemen die op dit moment beschikbaar zijn, overigens niet pretenderend volledig te zijn. Aangezien in de praktijk blijkt dat veel bedrijven toch over aanzienlijke hoeveelheden ‘historisch’ materieel beschikken, is een opgave zoals hier gedaan, zeker op zijn plaats en kan worden gebruikt.

Traditionele wandbekisting Traditioneel bestaat een wandbekisting uit een eenmalige, in het werk opgebouwde bekisting die is samengesteld uit een bekistingsplaat van deelhout, schotten of multiplex, ondersteund door baddinghout en voorzien van houten gordingen. Het baddinghout heeft een nominale maat van 6 x 16 cm² en is een standaardafmeting voor de Nederlandse bouw. Als centerpenmateriaal is constructief gezien zachtstaal al geschikt, maar toch wordt veelal hoogwaardig snelspanmateriaal gebruikt.

2.2.19 Traditionele wandbekisting

Projectwandbekisting
Zoals eerder gememoreerd, leidt het afstemmen van een bekisting op alle bijzondere kenmerken van een project vaak tot de meest efficiënte uitvoering. Door in feite alle overbodige systeemmogelijkheden uit te sluiten, ontstaat het meest passende systeem.
Het gevolg is een optimale lengte en opdeling van schotten, een optimale stijfheid waardoor er een minimale stelnoodzaak bestaat, de juiste afstemming op de hoogtevariaties in de wanden, op de stortmethode en op de plaatsing op steigers, en een goede afstemming tussen toegepast centerpenmateriaal, gordingen en eisen aan betonoppervlak.
Kortom, er is veel te zeggen voor projectbekisting. De wandbekisting kan zijn samengesteld uit een combinatie van systeemmateriaal en handelsprofielen. Uitwisseling van ervaringen met de uitvoering leidt vaak tot bijzondere oplossingen. Figuur 2.2.20 toont enkele voorbeelden van projectbekistingen, waarbij de repetitie van een wandbekisting invloed heeft op de materiaalkeuze.
De bekisting kan geheel zijn opgebouwd uit systeemmateriaal en krijgt dan de naam die bij het systeem past. Zijn de staanders van systeemmateriaal, dan kunnen de gordingen uit standaard stalen U-profielen worden gemaakt.

2.2.20a Projectbekistingen uit traditionele materialen en systeemmateriaal 2.2.20b Projectbekistingen uit traditionele materialen en systeemmateriaal

Het ontwerpen van dit soort bekistingen vergt veel deskundigheid en vraagt om intensieve communicatie met andere betrokkenen. Het is volledig afgestemd op de uitvoeringsmethode en moet dus in overeenstemming zijn met de details van het begin tot het einde van het betonwerk.
Het kan een belangrijke bijdrage aan kwaliteitsbeheersing leveren en is vaak maatgevend voor de bouwsnelheid. Het is te beschouwen als een schaakspel: een juiste zet levert gedurende het gehele spel voordelen, een verkeerde zet kan niet meer worden hersteld en levert tot het einde toe problemen op.
Schotlengten zullen volgen uit inzetschema’s van wandbekistingen, waarin alle inzet- en bijbehorende aansluitdetails zijn aangegeven. De stortvolgorde, de vaststelling van aantallen schotten en verschillende hoeveelheden in stelkist en sluitkist volgen uit de planning en routingschema’s. De dimensionering van dergelijke bekistingen is te vinden in hoofdstuk 1, waarbij juist de combinatie van systeem- en handelsmateriaal aandacht eist voor de statische waarden van de verschillende materialen.

2.2.21a Opgebouwde projectbekisting 2.2.21b Opgebouwde projectbekisting

Grootwandbekisting
Het woord grootwandbekisting houdt vooral verband met de transportwijze en de handling van bekistingsschotten. Veel projectbekistingen worden uitgevoerd als grootwandbekisting. Specifieke toepassingen zijn vooral te vinden in de woningbouw, waar wandlange schotten en een verhoudingsgewijs geringe hoogte (2,60 m) bijzondere eisen stellen aan stijfheid en het be- en ontkisten.
Er zijn systemen die vooral horizontale stijfheid geven (de systemen waarbij lange doorgaande liggers de beplating ondersteunen), er zijn systemen die vooral verticale stijfheid geven (systemen waarbij de beplating verticaal wordt ondersteund) en er zijn systemen die in beide richtingen stijfheid bezitten. Het heeft invloed op het noodzakelijke aantal hoogte-instellingen, schoorstempels en verbindingen tussen de schotten onderling. En het bepaalt de behoefte aan een hulpmiddel om de schotten gelijkmatig op te tillen (een evenaar).

2.2.22 Toepassing bij grootwandbekisting en krachtsverdeling in een evenaar

In alle gevallen zijn de kraancapaciteit, maar ook de verwachte wind (al of niet aan de kust, hoogte van het gebouw, impact bij kleine vloeroppervlakken) maatgevende factoren bij de bepaling van de lengte van kraanelementen. Omdat windverlet tot een behoorlijke verstoring van de bouwcyclus kan leiden, moeten via risicobeschouwingen afwegingen worden gemaakt om risico en kans af te stemmen op de optimaal gewenste lengte.

Paneelbekisting
Paneelbekistingen vormen, historisch gezien, de eerste ontwikkelingen van systeembekistingen. Al in de jaren 1950 waren stalen paneeltjes op de markt die met spiebouten aan elkaar konden worden gekoppeld en waarin voorzieningen waren getroffen om centerpennen door te voeren en een wand af te kunnen stellen. Met het ontwikkelen van grootwandbekistingen raakten ze enigszins uit de gratie. Productontwikkeling heeft er echter voor gezorgd dat de paneelbekisting in de verschillende beschikbare afmetingen bij veel toepassingen een volwaardige en goede oplossing kan zijn.
Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen kleinpaneelsystemen, die bij vloeren en wanden worden gebruikt, veelal onderdeel van een totaal systeem vormen en met de hand omzetbaar zijn, en grootpaneelsystemen die op zichzelf staande bekistingen vormen die met een kraan worden verplaatst.

2.2.23 Voorbeeld van een grootpaneelsysteem 2.2.24 Toepassingsvoorbeeld van een kleinpaneelsysteem

Elk paneelsysteem heeft een eigen karakteristieke betonspeciedruk waarop is gedimensioneerd en heeft door afmetingen, toleranties en vervormingsgedrag een optimaal toepassingsgebied. Leveranciers geven naast afmetingen en toepassingsmogelijkheden de toelaatbare betonspeciedruk op. Deze opgave geeft slechts werkelijke informatie als ze vergezeld gaat van bijbehorende doorbuigingen.
Bedacht moet worden dat bij een maximale betonspeciedruk ook een bepaald type centerpen hoort. Soms is de opgegeven maximale betonspeciedruk gebaseerd op een 20 mm centerpen, terwijl in Nederland overwegend de 15 mm pen wordt toegepast. In dat geval moet de maximaal opneembare betonspeciedruk worden gemaximaliseerd.
In tegenstelling tot uit onderdelen samengestelde bekistingssystemen is de toelaatbare betonspeciedruk niet te beïnvloeden. Beplating, ondersteuning en centering zijn op elkaar afgestemd. Wel zijn sommige systemen meer geschikt voor eenmalige betonvormen dan andere. Ook zijn verschillen te vinden in de horizontale en verticale koppelingen van panelen.
De paneelbekistingen zijn zodanig ontwikkeld dat elke betonvorm kan worden gemaakt met daartoe beschikbare hulpstukken. Echter, elk systeem kent eigen hulpstukken die niet uitwisselbaar zijn. Vanuit het oogpunt van materieelbeheer moet hiermee rekening worden gehouden.
De kleinpaneelbekisting is vanwege zijn afmetingen het meest flexibel voor onregelmatig werk. Er is dus geen repetitie nodig om voor het gebruik te kiezen. De beide paneelsystemen geven veel afgetekende patroonnaden op het vrijkomende betonoppervlak. Ze zijn dus niet toepasbaar indien er in de projectspecificatie nadere eisen zijn gesteld aan het betonoppervlak.

De kleinpaneelsystemen bestaan uit een serie gestandaardiseerde panelen die hun toepassing vooral vinden in de seriematige productie van fundatiebalken en poeren. Gebruikelijke hoogtematen zijn 1500 mm en 1200 mm. De bijbehorende breedtekeuzemogelijkheden zijn: 300 mm, 450 mm, 600 mm, 750 mm, 900 mm. De zijkanten van de panelen zijn voorzien van gaten waarin verbindingspennen passen die worden gebruikt om panelen te koppelen en grotere kraaneenheden te maken. In de randconstructie zijn tevens gaten aanwezig waardoor de panelen kunnen worden gecenterd. Ook hier geldt dat er vele hulpstukken mogelijk c.q. nodig zijn. Het kan daarom belangrijk zijn of aanpassing met een traditionele bekisting gemakkelijk te realiseren is. De diverse systemen kennen daarin elk hun eigen oplossingen.

De grootpaneelsystemen kunnen bestaan uit een combinatie van zelfdragende elementen uit stalen of aluminium frames, voorzien van een multiplex of kunststof beplating. Ook zijn compleet stalen, wandhoge panelen mogelijk, die vooral in de gietbouw worden gebruikt. In alle gevallen worden deze paneelbekistingen met de kraan omgezet.

Hoogten zijn afgestemd op gangbare verdiepingshoogten en zijn maximaal 3,30 m, de breedten zijn zeer divers en variëren van 0,25 m tot 2,70 m. Deze bekistingen kunnen zowel per paneel worden be- en ontkist, alsook als grootwandelement worden uitgevoerd.
Koppelingen worden in systeem uitgevoerd; uitrichten van aaneengesloten panelen kan met een apart aangebrachte richtgording worden gerealiseerd. Bij alle systemen zijn hulpstukken voor werk- en stortsteigers, alsook voor afstelling beschikbaar. Onderscheid tussen de verschillende systemen is te vinden in de zwaarte van de frameprofielen (doorbuiging), de toleranties op de koppelingen (plaatselijke maatverschillen), de constructie van de koppelingen (zowel verticaal als horizontaal) en de manier waarop de contactbekisting in of op het frame is aangebracht (aftekening). Om te voldoen aan bijzondere eisen aan het betonoppervlak die in een projectspecificatie zijn opgenomen, moeten al deze aspecten worden beoordeeld.

Doordat grootpaneelbekistingen zowel rechte schotten alsook hoekstukken kennen en alle systemen met zeer innovatieve koppelingen zijn uitgevoerd, is het mogelijk zonder al te uitvoerige werkvoorbereiding met een dergelijke bekisting te starten. Voor hoeken worden hoekstukken gebruikt, voor uitvullingen passtukken. Hoeveelheid en uitvoering zijn eenvoudig aan te passen aan de situatie die zich op dat moment aandient. Omdat de leverancier de inzet van deze bekistingen zelf aangeeft, zal deze daarin alle mogelijkheden van een systeem uitnutten. Aanpassingen met traditionele materialen zullen door de leverancier zoveel mogelijk worden vermeden, terwijl dit voor de hand liggende oplossingen kunnen zijn.
Door het aantal handelingen (koppelen, centeren, afschoren, uitrichten) vergt deze vorm van bekisten ten opzichte van een stijve grootwandbekisting meer manuren. Het vrijwel ontbreken van samenstellingsuren bij grootpaneelbekisting kan daartegen opwegen. Een goede keuze is slechts mogelijk door een totaalkostenvergelijking te maken van alle kosten: materieelkosten (huur of afschrijving), montage- en demontagekosten, be- en ontkistingskosten en verbruikskosten.

2.2.25a Voorbeeld van koppelingsdetails 2.2.25b Voorbeeld van koppelingsdetails 2.2.25c Voorbeeld van koppelingsdetails 2.2.26a Voorbeelden van hoekoplossingen 2.2.26b Voorbeelden van hoekoplossingen

Kernbekisting
Door de bijzondere kenmerken van een bekisting voor liftkernen en trappenhuizen wordt de kernbekisting als speciale bekisting aangemerkt.
Kernen zijn vaak onderdeel van de kritische lijn in een planning en complex doordat verschillende disciplines bij elkaar komen. Bij deze bekisting worden verschillende benamingen gehanteerd. Zo wordt onderscheid gemaakt in stelkist en sluitkist, in binnenkist en buitenkist. Men kent hoekstukken, passtukken, ontkistingshoeken, hefvloeren, steljukken en stortbordessen. De binnenbekisting kan als complete kern worden verplaatst, de binnenbekisting en steigervloer kunnen als één geheel worden omgezet.
Er bestaan diverse basisvormen, waarvan de verschillen vooral de vorm van de binnenbekisting betreffen. Deze kan zijn uitgevoerd met losse schotten, met aangepaste, lossende hoekelementen of met vaste hoekelementen en vulstukken (figuur 2.2.30). Na het storten moet in alle gevallen de bekistingsconstructie worden versmald.
Hoekschotten kunnen, afhankelijk van de afmeting, als één geheel worden gesteld. Eenduidigheid in het gebruik van de spindels is belangrijk. Bij grote hoekschotten moet de situatie bij het ontkisten worden beoordeeld. Ingestorte voorzieningen kunnen het ontkisten sterk bemoeilijken.

2.27 Schematisering binnenbekisting kernen met voorbeelden van hoekoplossingen

De steigervloer in een kern kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Voor repeterend gebruik is een verplaatsbare hefvloer ontwikkeld. Deze is samengesteld uit enkele gekoppelde, dubbele staalprofielen, waaroverheen een houten vloer is aangebracht. De staalprofielen zijn aan de einden voorzien van kantelbare opleggingen, die steun vinden in vooraf gemaakte sparingen in de schachtwand (zie figuur 2.2.28). De binnenbekisting van de schacht wordt op deze hefvloer afgesteld. Het is soms mogelijk de binnenbekisting en de hefvloer samen in één hijsbeweging te verplaatsen naar de volgende verdieping.

2.2.28 Doorsnede hefvloer onder binnenbekisting

Eenzijdige wandbekisting
Daar waar slechts aan één zijde van een betonwand bekisting kan worden aangebracht, wordt deze uitgevoerd als eenzijdige bekisting zoals bij betonwanden tegen een damwandconstructie, betonwanden tegen bestaand werk, maar ook een randbekisting van grote betonpoeren of een klimbekisting voor stuwwanden.
Bij damwanden en bestaand betonwerk kan vaak gebruik worden gemaakt van aangelaste of ingeboorde centerpennen. Is dit niet mogelijk, dan is een aparte achterconstructie nodig. Hierbij moet rekening worden gehouden met de krachtwerking in de achterconstructie door de ontbondene van de horizontale betonspeciedruk. De vereiste constructie is dan ook groot, zwaar, moeilijk te verplaatsen en vervormt bovenin aanzienlijk. Hoeken zijn ook lastig te realiseren.

2.2.29a Verticale doorsnede randbekisting (met verticaal ontbondene) 2.2.29b Systeembekisting voor een eenzijdige wandbekisting

Ronde wandbekisting
Gebogen betonwanden komen voor bij rioolwaterzuiveringen, opslagtanks, brugpijlers en af en toe ook bij kernwanden in de utiliteitsbouw. Afhankelijk van de eisen aan het betonoppervlak kan worden gekozen voor bekistingssystemen die de toegestane tolerantie benaderen of die een zuiver gebogen oppervlak opleveren. Het betekent in principe een veelhoek, of een aaneenschakeling van zuivere segmenten. Systemen kunnen typische kenmerken hebben door de beplating en de ondersteuning ervan, waardoor de straal aan de randen van elementen niet zuiver is.
Er kan onderscheid worden gemaakt in bekistingen met een horizontale en met een verticale ondersteuning van de beplating. Voordeel van de horizontale ondersteuning is een zuivere boogvorm; nadeel is een moeilijk uitvoerbare elementnaad.
Voordeel van een verticale ondersteuning is de eenvoudig uit te voeren elementnaad, nadeel de kans op een afwijking van de zuivere boogvorm. In deze vorm zijn verschillende systemen mogelijk.

2.2.30 Horizontale doorsnede ronde bekisting met horizontale scheggen 2.2.31 Ronde bekisting met verticale staanders

Ronde wandbekistingen die niet zijn uitgevoerd in systeem, kunnen zodanig worden samengesteld dat de nadelen worden geëlimineerd. Het zijn vaak erg goed passende projectbekistingen (figuur 2.2.32), waarbij de benodigde manuren per inzet minimaal kunnen zijn. Uiteraard moet worden beoordeeld of in het project voldoende repetitie te realiseren valt om de hogere kosten van de bekisting te rechtvaardigen.

2.2.32 Projectbekisting

Verloren wandbekisting
In navolging van de toepassing van breedplaatvloeren bij vloerbekistingen zijn er ook ontwikkelingen geweest die tot een verloren wandbekisting hebben geleid. Een bekend systeem is het holle-wandsysteem, dat bestaat uit twee betonschillen die met wapeningskorven aan elkaar zijn verbonden (figuur 2.2.33) en zonder centering kunnen worden gestort. Dit systeem kent een goede toepassing in kelders, waar na het vlechten van de vloer de wandelementen op stelconussen worden aangebracht en vloer en wanden direct na elkaar kunnen worden gestort. De hoge kwaliteit van de wanden vermindert de kans op lekkage aanzienlijk. Wel zijn de kosten hoger dan die van betonwanden die met een normale bekisting zijn uitgevoerd, moet stekwapening worden aangepast en is een langere voorbereidings- en productietijd vereist.

2.2.33 Bekisting holle-wandsysteem

Steigerelementen als werksteiger onder de bekisting van eindwanden (Kopgevelsteigers)
Betonwanden die zich aan de rand van een vloer bevinden, moeten aan de buitenzijde kunnen worden geplaatst op een voldoende brede en veilige werksteiger. Deze werksteiger bestaat veelal uit stalen jukken die tot een element zijn samengesteld en met een ophangconstructie aan de gestorte betonvloer worden bevestigd. Het zijn de jukken die ook worden gebruikt bij klimbekisting.

De steigerelementen kunnen bestaan uit een enkele werkvloer of uit een werkvloer met daaronder een schrikvloer. In beide gevallen is de houten vloer met een geboute verbinding bevestigd op de stalen jukken en het geheel wordt als kraanelement omgezet.
Belangrijk is dat de plaatsing van de bekisting op de steigervloer op dezelfde hoogte is als op de betonvloer. Ook kan de steigervloer worden gebruikt om een werksteiger te hebben bij het storten van de betonvloer, maar dan moet worden gecontroleerd of de betonwanden waartegen het steigerelement is bevestigd en waarop de betonvloer wordt gestort, voldoende druksterkte heeft bereikt om het optredende moment en de dwarskracht uit de verankering van het element, op te nemen.
In tegenstelling tot de situatie bij klimbekisting, wordt de wandbekisting bij eindwanden horizontaal verplaatst en separaat van het steigerelement omgezet. Hierdoor is het enerzijds mogelijk systemen door elkaar te gebruiken, anderzijds wordt een extra kans op onveiligheid geïntroduceerd. Steigerelementen moeten aan hijsogen worden bevestigd alvorens te kunnen worden omgehangen en wandbekistingselementen moeten tijdelijk elders worden geplaatst.
Van belang is vooral dat de elementen standvast zijn en tegen opwaaien door windvlagen zijn verankerd. Overstekken die zich in hoeken altijd voordoen, moeten voldoende beveiligd zijn tegen de kans op domp. Ook is het van belang dat de ophangpunten zodanig zijn uitgevoerd dat de steigerelementen zonder al te veel geleiding met de kraan kunnen worden ingehangen en weggenomen.

2.2.34 Klimbekisting met hangsteiger en vangnetten

Veiligheidsaspecten bij wand- en kolombekistingen
De bouw staat helaas bekend als onveilig. Veel ongelukken gebeuren door onoplettendheid of gemakzucht. Veiligheid bij wandbekistingen gaat vooral over logische zaken en ‘open deuren’, maar wel aspecten die door hun veelzijdigheid in een aparte controlelijst moeten worden opgenomen.
Zodoende wordt het ontwerp van bekistingsconstructies voorzien van ‘ingebakken veiligheden’ en wordt er tijdens de uitvoering aandacht besteed aan onvoorziene situaties waardoor een bijna logische manier van veilig werken ontstaat.

Diverse veiligheidsaspecten op het gebied van persoonlijke veiligheid zijn al genoemd. Hier volgt een opsomming van aandachtspunten die in het ontwerp van de bekisting moeten zijn opgenomen en in de uitvoering moeten worden opgevolgd en gecontroleerd. Niet uitputtend, maar wel belangrijk.

  • Wandbekistingen moeten te allen tijde tegen omvallen worden beveiligd. Hetzij met kettingen, hetzij met trek-/drukschoren. Dit geldt voor tijdelijke opslag, maar ook tijdens het bekisten als het stelschot wordt geplaatst en in de ontkistingsfase.
  • Steigerelementen die worden gebruikt om aan de rand van de betonvloer bekistingswanden op te plaatsen, moeten verankerd zijn. Dit is noodzakelijk om enerzijds windbelasting en anderzijds toevallige belastingen tijdens het be- en ontkisten van wandbekistingen op te kunnen nemen. Verder ontstaan er bij een uitvoering met steigerelementen altijd oversteksituaties in de steigervloer. Deze moeten kunnen worden betreden zonder dat moet worden gecheckt of dit wel mogelijk is.
  • Wand- en kolombekistingen moeten zijn voorzien van deugdelijke werksteigers om een bekisting af te kunnen stellen en te kunnen storten. Zijn er geen stortsteigers aangebracht, dan is een aparte rolsteiger nodig om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren. De hoogte van de werksteiger c.q. de rolsteiger moet zijn afgestemd op de hoogte die nodig is om met een kubel boven de stekwapening uit te komen en bediening mogelijk te maken.
  • Kolommen op de rand van vloeren moeten veilig kunnen worden gesteld en ontkist. Een uitsteeksteiger moet daarin voorzien. Daarbij moet er voldoende manoeuvreerruimte zijn om juist het ontkisten veilig te kunnen uitvoeren.
  • Grootwandbekistingen die buiten de verdiepingsvloer steken, zijn ontoelaatbaar. Er bestaat een grote kans dat iemand de verdiepingsvloer afloopt en naar beneden valt omdat hij niet kan waarnemen dat de vloer niet doorloopt, terwijl de bekisting wel doorloopt.
  • Bekistingsschotten zijn windgevoelig. Ze moeten zijn voorzien van deugdelijke touwen om de schotten te kunnen begeleiden. Bij het bepalen van de lengte van grote schotten moeten de geografische ligging van het project en de kans op veel wind in het ontwerp worden meegenomen. Werksteigers moeten ook zo ruim zijn dat onverwacht bewegen van een schot door de wind niet tot beknelling van een mens tussen schot en steiger of tussen schot en betonwand kan leiden. Te allen tijde moet men zorgen voor de mogelijkheid veilig en beheerst te kunnen be- en ontkisten.
  • Alle steigerwerk moet zijn voorzien van een deugdelijke leuning, overeenkomstig de eisen in de betreffende richtlijnen. Leuningdelen moeten binnen de staanders vallen, zodat altijd de staander wordt belast.
2.2.35 Beveiligingen wandbekistingen met noodtrappen
2.2.4

Balkbekisting

Algemeen Bij een bekisting voor betonbalken worden twee hoofdvormen onderscheiden: balken waarbij de vloer onderdeel van de balkconstructie vormt en enkele balken met een vrij opgelegde, later aan te brengen vloer. In het eerste geval vormen balk- en vloerbekisting één geheel, in het tweede geval wordt de balk voorafgaand aan de vloer gestort en vaak in prefab uitgevoerd. In beide gevallen wordt aandacht besteed aan het wegnemen van de bekisting zonder dat de ondersteuning hoeft te worden verwijderd. De ondersteuning van een balkbekisting vormt een onderdeel van de gehele bekistingsconstructie en wordt daarom in dit gedeelte opgenomen.
Typische kenmerken van een balkbekisting, onderdeel van een vloerbekisting, zijn:

  • de vloerbekisting rust op de balkzijschotten zodat een deel van het gewicht van de vloeren door deze schotten wordt opgenomen;
  • zijschotten en het aansluitende deel van de vloerbekisting moeten kunnen worden verwijderd zonder de ondersteuning weg te nemen; dit moet altijd handmatig gebeuren;
  • de stempels moeten de benodigde stabiliteit voor de zijschotten kunnen leveren;
  • er bestaat kans op domp als de stempels niet ver genoeg uit elkaar staan;
  • bij randbalken ontstaat verschil in belasting tussen binnen- en buitenbekisting;
  • hoewel het niet is toegestaan, komt het toch voor dat een steigervloer gebruikt wordt als tijdelijke opslagplaats, wat tot calamiteiten kan leiden;
  • het bekisten van balken is arbeidsintensief;
  • als balken vooraf worden bekist kunnen onveilige situaties ontstaan, doordat er tijdelijk een andere situatie is dan in de uiteindelijke bekistingssituatie.
2.2.36 Balkbekisting op systeemsteiger

Worden balken los van een vloer gestort, dan geldt de bemerking over vloerbekisting niet, maar zijn er nog enkele nadere aandachtspunten, zoals:

  • er zijn in twee richtingen goede voorzieningen voor stabiliteit nodig. Daarom worden meestal systeemtorens als ondersteuningssteiger toegepast. Bij een extra aangebracht stabiliteitsverband moet ervoor worden gezorgd dat het betonstorten begint ter plaatse van dit stabiliteitsverband;
  • de ondersteuning moet zodanig zijn geplaatst dat er een ruime werkvloer beschikbaar is om de zijschotten te kunnen plaatsen, afschoring aan te kunnen brengen, uit te kunnen richten en bij hoge balken eventueel een stortsteiger aan te kunnen brengen;
  • worden hoge balken gemaakt, zoals bij zware industrievloeren, dan moet met het ontwerpen van de ondersteuning voor de balken rekening worden gehouden met de ondersteuning van de aansluitende vloeren en het ontwerp van de afschoring;
  • indien de wapening geprefabriceerd wordt aangebracht, moet hiermee bij de centerpenconstructies en uitrichtkoppelingen rekening worden gehouden.
2.2.37 Hoge balkondersteuning/bekisting

Systeembalkbekisting
Doordat een balkbekisting arbeidsintensief is, maar alle onderdelen met de hand moeten worden omgezet, zouden met behulp van systemen arbeidsbesparingen mogelijk moeten zijn. De gangbare systeemoplossingen beperken zich tot bijzondere balken, waarbij balkklemmen worden gebruikt die, aangebracht onder de balkbekisting, de horizontale betonspeciedruk op kunnen nemen.
Worden systeemvloerbekistingen toegepast, dan vormen de balkoplossingen een integraal onderdeel van de vloerbekisting en zijn dus ook als systeem te beschouwen. Het is wenselijk hierbij kritisch te zijn in het voortzetten van het vloersysteem. Systeemoplossingen hoeven in die gevallen niet altijd de goedkoopste oplossing te bieden. Constructief inzicht en logisch denken zijn dan meestal de beste ingrediënten om tot een slimme en efficiënte oplossing te komen. Wel wordt er meestal voor gezorgd dat de bodem van de balkbekisting kan worden gebruikt als doorstempelmogelijkheid.

2.2.38a Systeem balkklem 2.2.38b Balkbekisting bij een valkopsysteem

Als ondersteuning van een balkbekisting zijn vele systemen mogelijk. De voorkeur hebben systemen die over een eigen inwendige stabiliteit beschikken, zoals torensteigers of samengestelde elementen uit staanders en schoren. In Ondersteuningen (2.3) wordt hierop nader ingegaan.

Randbalkbekisting
De bekisting voor randbalken vormt een apart onderdeel van balkbekistingen. Door een eenzijdig aansluitende vloer vormt de buitenbekisting van een randbalk tevens de beëindiging van het vloerveld, waardoor een bijzondere situatie ontstaat.
De binnenkist van een randbalk vormt een onderdeel van de vloerbekisting. De horizontale betonspeciedruk wordt via de zijkist opgenomen door de vloerbekisting. Bovendien bestaat door het hoogteverschil tussen binnen- en buitenbekisting van de randbalk geen evenwicht in de belasting. De buitenbekisting wordt later geplaatst en werkt in feite als een eenzijdige bekisting. De afschoring moet daarop zijn aangepast.

2.2.39 Doorsnede randbalkbekisting

Vanuit Arbo-overwegingen moet de ondersteuning van een randbalk zodanig worden geplaatst dat een veilige steiger ontstaat waarop normaal kan worden gewerkt en gelopen. Dit leidt ertoe dat er voor zo’n steiger, die een onderdeel van de bodemconstructie vormt, een overstek buiten de vloerrand nodig is.
Er zijn methoden waarbij dit vanaf de onderliggende vloer wordt gerealiseerd en er zijn methoden waarbij de loopsteiger via trekschoren tegen domp wordt beveiligd (figuur 2.2.40).
Beide methoden hebben voor- en nadelen. In beide gevallen geldt dat de onderliggende vloerrand goed beveiligd moet zijn en dat dit een onderdeel van de ondersteuning kan vormen. De keuze wordt door de bouwomstandigheden bepaald, maar moet zijn ingegeven vanuit ‘ingebakken veiligheid’ die het onmogelijk maakt onveilig te zijn.

2.2.40 Doorsneden van de ondersteuning van een randbalkbekisting
2.2.5

Vloerbekisting

Algemeen De verscheidenheid in de uitvoering van betonvloeren is groot. Er bestaan al grote verschillen tussen woningbouw, utiliteits- en industriebouw. In de civiele bouw wordt gesproken over dekken en zijn overige vloeren vaak zo massief dat hier de bekisting ondergeschikt is aan de ondersteuningsconstructie. Dit wordt behandeld in 2.3.
In de woningbouw kunnen laagbouw en hoogbouw worden onderscheiden. Door de specifieke vormgeving (altijd woningscheidende wanden) worden de volgende systemen toegepast:

  • breedplaatvloeren als verloren bekisting;
  • tunnelbekisting, waarbij vloeren en wanden in één keer worden gestort;
  • tafelbekisting in de vorm van tafels met vaste ondersteuning of uitgevoerd als roltafels.

De systemen voor woningbouw worden behandeld in hoofdstuk 3 (3.2.1).
In de utiliteitsbouw is sprake van vele soorten vloeren, elk met een eigen specifieke uitvoeringsmethode. Ontwikkelingen in betonvloeren zijn gevoed door de behoefte aan grote overspanningen, de combinatie van betonconstructie en bekistingstechniek en innovaties op vele gebieden. Om er enkele te noemen: de beheerste sterkteontwikkeling van beton, voorspansystemen, toepassing van geavanceerde prefab constructies, gewichtsbesparende voorzieningen in de betonvloer.

Daarnaast hebben bekistingssystemen heel wat ontwikkelingen meegemaakt vanwege wensen met betrekking tot vormgeving, op grond van arbeidstechnische verbeteringen, de behoefte aan flexibele systemen waarbij bekisting en ondersteuning een integraal geheel vormen, en de wensen om het ontkisten te bespoedigen en vloeren van tijdelijke ondersteuningen te voorzien. Het heeft geleid tot een scala aan mogelijkheden en onderscheid in traditionele vloerbekistingen, tafelbekistingen, valkopsystemen, breedplaatvloeren en cassettevloeren.
De keuze wordt door zoveel factoren beïnvloed dat deze moet zijn gebaseerd op een vergelijking van totale kosten. Hierbij wordt bepaald wat de systeemkeuze zal zijn, de hoeveelheid bekisting en ondersteuning en de inzetduur per type. Beoordeeld worden de gewenste bouwsnelheid, routing en cyclustijd, haalbare repetitie en noodzakelijke aanpassingen, afstemming tussen wanden en vloeren, maar ook doorstempelplan, krimpstroken, in te storten voorzieningen en wapeningssysteem.
Er zijn dus veel invloedsfactoren waarmee rekening moet worden gehouden en de zekerheid dat elke keuze discutabel kan zijn als aan één van de factoren een bijzondere prioriteit wordt toegekend. Een transparante motivatie omtrent het te kiezen systeem betekent dan ook de zekerheid dat de betrokkenen in de uitvoering de uitgangspunten kunnen herkennen en hun aanpak erop kunnen baseren.

Traditionele vloerbekisting
De opbouw van een traditionele vloerbekisting bestaat uit bekistingsmultiplex als contactbekisting, kinderbalken uit geschaafd baddinghout als directe ondersteuning en onderslagen, geplaatst op schroefstempels of systeemsteiger, als ondersteuning.

2.2.41 Principedoorsnede vloerbekisting

Kinderbalken zullen veelal een hart-op-hartmaat hebben die is afgestemd op de plaatlengte en waarbij de doorkoppeling wordt uitgevoerd door de kinderbalken verspringend langs elkaar te leggen.
Onderslagen bestaan uit enkele of dubbele baddingen. De wijze waarop de stempels onder de onderslag worden geplaatst, is van belang. De belasting moet centrisch op de stempels worden overgedragen. De las- of stuikverbinding kan bij een dubbele onderslagbalk in het hart van de gaffel liggen. Bij een enkele onderslag staat een extra schroefstempel onder het midden van een overlap. Veel aandacht moet worden besteed aan stabiliteit. Door het ontbreken van ‘ingebakken’ stabiliteitsvoorzieningen is de kans op het ontbreken van de juiste schoorverbanden erg groot.

Schroefstempels
Het gebruik van schroefstempels is universeel. Ze worden veelal als los onderdeel gebruikt, maar kunnen ook onderdeel vormen van een opgebouwd vakwerk. De verschillen tussen de diverse types bestaan enerzijds uit de lengte en belastbaarheid, anderzijds uit de wijze waarop de hoogte-instelling is uitgevoerd. Het verschil in lengte en belastbaarheid manifesteert zich in een optimaal toepassingsgebied en gewicht van een stempel. Bij het verschil in hoogte-instelling is sprake van een stempel uitgevoerd met binnendraad en een andere met een uitwendige schroefdraad. Uit overwegingen van onderhoud zijn stempels meestal vervaardigd van verzinkte stalen buizen. Om stempels op hoogte te stellen zijn ze voorzien van een grofinstelling en een fijninstelling.
Voor de grofinstelling is de binnenbuis voorzien van gaten op een onderlinge afstand van 100 of 150 mm. De grove hoogte-instelling gebeurt door de binnenbuis uit te schuiven en de draagpen ter hoogte van de bovenkant van de schroefmof door een gat in de binnenbuis te steken. De fijninstelling kan bestaan uit een mof met inwendige draad of een stelring met uitwendige draad. Beide hebben karakteristieke gebruiksvoordelen en nadelen. De binnenbuis wordt met de fijninstelling precies op de gewenste hoogte gedraaid. Dezelfde schroefmof dient ook om bij het ontkisten de bekisting geleidelijk te laten zakken.

Bij het gebruik van schroefstempels komen in de praktijk veel uitvoeringsfouten voor. Daarom volgt hier een aantal waarschuwingen en richtlijnen.

  • stempels moeten goed loodrecht staan; scheefstand geeft ongewenste excentriciteit;
  • de stempellengte moet uitsluitend met de eigen ingebouwde hoogteregeling worden ingesteld;
  • de schroefmof voor de hoogteregeling mag niet te hoog worden opgedraaid. De schroefdraad- windingen van de onderbuis mogen niet zichtbaar zijn, anders blijven er te weinig draadwindingen over voor belastingoverdracht;
  • de originele hoogwaardige stalen draagpen mag niet worden verwijderd en vervangen door een willekeurig staafje wapeningsstaal;
  • de invoer van de belasting moet zo goed mogelijk centrisch geschieden, waartoe de gaffel van de schroefstempel tot de aanslag tegen de erin dragende onderslagbalk moet worden gedraaid;
  • het draagvermogen van een schroefstempel loopt progressief terug bij toenemende lengte, knikverbanden kunnen dan zorgen voor voldoende draagvermogen;
  • het gebruik van een dubbele onderslag in de gaffel van de stempel is niet altijd rendabel;
  • altijd een schoorvak aanbrengen of de bekisting opsluiten tussen de wanden (zie schema 2.2.69);
  • stalen schroefstempels hebben ter plaatse van de schroefmof een knikpunt. Het bevindt zich net boven de schroefmof, waar het gat is van de draagpen, de plaats waar de stempel bij overbelasting gaat knikken;
  • voor de stabiliteit van de bekistingsconstructie kan een schoorverband nodig zijn, dat men kan samenstellen met standaard steigerpijpen. Op de dikkere onderbuis moet men dan wel gebruik maken van afwijkende koppelingen. Dergelijke koppelingen zijn minder courant en worden in de praktijk vaak bewust niet gebruikt;
  • om stempels te kunnen plaatsen zijn twee personen nodig. Losse stempels vallen om. Pas na het schoren van enkele stempels krijgen we enige stabiliteit. Een andere mogelijkheid is het gebruik van een stempelstatief (figuur 2.2.42), dat alleen tijdens de opbouw voor stabiliteit zorgt.
2.2.42 Principe schoorverband en stempelstatief, schoorverband aan stempels

Tafelbekisting
De behoefte aan grotere bekistingseenheden die met de kraan kunnen worden omgezet, hebben geleid tot de ontwikkeling van vele soorten tafelbekisting. Evenals bij wandbekisting worden de afmetingen van tafels mede bepaald door betonafmetingen, routing en bouwsnelheid, gewenste repetitie, kraancapaciteit en windgevoeligheid bij transport.
De ontwikkeling van flexibele en slim uitgevoerde valkopsystemen hebben de toepassing van tafelbekisting verminderd. Een tweede reden is dat de kleinschaligheid van het bouwen tot geringe repetitiemogelijkheden bij tafels heeft geleid, waarmee de arbeidstechnische voordelen teniet werden gedaan.
Toch past dit onderdeel in het handboek, omdat er nog steeds veel efficiencyvoordeel valt te behalen als men met grote elementen werkt. Wel is de uiteenzetting beperkt tot principes en moet men voor productinformatie over systemen contact zoeken met bekistingsleveranciers.

Een tafelbekisting is te onderscheiden in tafels met een ondersteuning en roltafels. Een tafel met een ondersteuning bestaat uit een ondersteuningsdeel (het onderstel) en een bekistingsdeel (het tafelblad). Het ondersteuningsdeel bestaat uit schroefstempels, een schoorverband en onderslagen.
De schroefstempels zijn vaak robuust van uitvoering, omdat door het geregeld transporteren gemakkelijk beschadigingen kunnen ontstaan. Bij het gebruik van speciale stempels kunnen aangelaste platen zorgen voor het horizontale schoorverband. Er zijn systemen die een complete tafelondersteuning aanbieden.
Het tafelblad bestaat uit kinderbalken die ofwel uit baddinghout ofwel uit systeemdragers bestaan, en uit een beplating van betonmultiplex. Om horizontale ruimte voor het ontkisten te hebben, worden regelmatig passtroken toegepast als aansluiting tussen twee tafels. Deze stroken kunnen dan tevens worden gebruikt om een doorstempeling aan te brengen.

2.2.43 Toepassing van een tafelbekisting

De roltafel is een bijzondere uitvoering van een tafelbekisting, speciaal ontwikkeld voor de woningbouw. De geringe belastbaarheid van de onderliggende vloer maakte het noodzakelijk te zoeken naar een oplossing waarbij de belasting op de wanden werd overgebracht. De tafels bestaan uit een tafelblad, opgebouwd uit beplating, systeemkinderbalken en langs de rand onderslagen waarmee met de tafel kan worden gerold. De ondersteuning bestaat uit rollen die aan de betonwand zijn aangebracht en al of niet extra schoorstempels die een deel van de belasting kunnen opnemen.

Het transport van tafels kan op verschillende manieren plaatshebben. Er zijn drie ontkistingsmethoden om de tafel onder de vloer vandaan te halen en te transporteren, namelijk met:

  • een tafelhaak;
  • een viersprong;
  • een evenwichtstakel.

Met een tafelhaak is veilig en beheerst ontkisten mogelijk, maar het gewicht van de tafelhaak gaat ten koste van het gewicht dat voor de tafel beschikbaar is.
Een tafelhaak is een vakwerkconstructie die onder het tafelblad wordt geschoven. De haak is zo ontworpen en afgesteld dat hij met en zonder tafel horizontaal hangt. Bij gebruik van een tafelhaak zijn geen voorzieningen nodig voor het uitrijden van de tafelbekisting. Soms moet de kantleuning plaatselijk worden verwijderd om de haak te kunnen inschuiven. Door het gewicht van de tafelhaak kan een zwaardere kraan nodig zijn.

2.2.44 Ontkisten met een tafelhaak

Een viersprong is een hulpmiddel voor het hijsen, bestaande uit vier hijskabels die in één punt samenkomen. Het is de eenvoudigste, maar minst veilige methode. Er zijn voorzieningen nodig om dit veilig te kunnen doen. Er zijn vier hijspunten aan de tafel die tijdens het ontkisten moeten worden aangebracht. Het plaatsen van de tafel op een gestorte vloer is geen probleem, maar om de tafels te verwijderen moeten deze eerst onder de gestorte vloer worden uitgereden om de kabels te bevestigen. En voor het uitrijden is op de onderliggende verdieping een uitrijdsteiger nodig. Dit uitrijdsteiger kan ook worden gebruikt voor het naar buiten en binnen brengen van ander materiaal.

Als een evenwichtstakel of compensatiecilinder wordt gebruikt, is er geen uitrijdsteiger nodig. Het is een hijshulpmiddel dat wordt gebruikt om de aangebrachte stroppen te kunnen verlengen of verkorten en daarmee de tafel horizontaal te houden als het aangrijpingspunt wordt verplaatst. De voorste stroppen van de evenwichtstakel worden bevestigd aan de tafelbekisting die daartoe een eindje is uitgereden. Vervolgens rijdt de steiger verder naar buiten, totdat de volgende stroppen voorbij het zwaartepunt van de tafel kunnen worden aangeslagen. De eerste stroppen worden verlengd, zodat de kraanhaak recht boven het zwaartepunt van de tafel hangt. Daarna kan de tafel in zijn geheel naar buiten. Voor het verrijden van de tafelbekisting kan gebruik worden gemaakt van een rolwagen.

2.2.45 Ontkistingsmethode met een evenwichtstakel

Valkopsystemen
Een van de ontwikkelingen die de manier van bouwen sterk hebben beïnvloed, is de introductie van een bijzonder type vloerbekisting, namelijk de valkopbekisting. Genoemd naar de werking van de kop van de schroefstempel onder de bekisting.
De bekisting wordt met de hand omgezet en is opgebouwd uit stempels, dragende en verdelende liggers en een contactbekisting uit beplating of kleine bekistingspanelen.
De liggers rusten op een kraag rondom de kop van de stempel. Deze kraag kan door het wegslaan van een wig omlaag vallen, waardoor de bekisting vrij komt zonder dat de stempels hun dragende functie verliezen. Het principe van de werking is aangegeven in figuur 2.2.46a.

2.2.46a Samenstelling valkopsysteem 2.2.46b Valkopsysteem in bekiste en ontkiste situatie

Doordat de contactbekisting bij het ontkisten vrijkomt, maar de stempels blijven staan, blijft de dragende functie intact en kan een groot deel van het materieel worden verwijderd zonder afbreuk te doen aan de vereiste ontkistingstijden volgens de voorschriften. Wel moet het gehele systeem van blijvende ondersteuning worden afgestemd met de constructeur van de betonconstructies. De verschillende leveranciers hebben verschillende mechanismen ontwikkeld om de valkop na het verharden van het beton snel te ontgrendelen. Ook heeft het met de hand be- en ontkisten geleid tot verschillende aluminiumsystemen.

Er zijn verschillende groepen valkopsystemen te onderscheiden, te weten:

  • systemen bestaande uit losse stempels met valkop, systeemliggers en een contactbekisting uit kleine bekistingspanelen;
  • systemen bestaande uit systeemsteigermaterieel, waarbij de staanders zijn voorzien van valkop, hoofd- en verdeelliggers en een contactbekisting uit platen betonmultiplex;
  • stalen of aluminium stempels met valkop, gekoppeld door vormvaste jukken of schoren, hoofd- en verdeelliggers en een contactbekisting uit platen betonmultiplex.

Qua toepassing kennen de drie groepen verschillende ‘optimale’ toepassingsgebieden. In het algemeen is de inzet van valkopsystemen al rendabel bij geringe repetitie. Zeker als het uitvoerende bedrijf dit soort materieel beschikbaar heeft en de uitvoering gewend is met valkopsystemen te werken.
Als de bekisting slechts een- of tweemaal wordt gebruikt, zijn paneelsystemen aan te bevelen boven die van losse platen betonmultiplex. De afschrijving van het plaatmateriaal zou dan erg sterk drukken op de totale bekistingskosten.
Bij een inzet van twee tot tien maal zijn valkopsystemen voorzien van losse multiplexplaten interessant; als ondersteuning kan worden gekozen voor een steigersysteem of gekoppelde stempels. Wordt de inzet hoger, dan komt een tafelbekisting weer in beeld.
In alle gevallen zijn de vormgeving van de betonconstructie (randbalken, kolomverzwaringen, verzwaarde vloerstroken), de gewenste bouwsnelheid (bepalend voor de hoeveelheid bekisting die ingezet is), laag- of hoogbouw en eventuele esthetische eisen aan het betonoppervlak, van grote invloed op het toe te passen systeem.

Enkele kenmerken van groep a (losse stempels en een contactbekisting uit kleine panelen):

  • bij zeer geringe repetitie inzetbaar;
  • randbalken en vloerstroken eenvoudig in het systeem op te nemen zonder dat een wankele constructie ontstaat;
  • aanhelingen en vulstroken in triplex;
  • geen verdeelliggers, maar panelen die rechtstreeks in de hoofdliggers rusten;
  • indeling wordt bepaald door de bekistingspanelen;
  • de contactbekisting gedraagt zich als stijf vlak dat kan worden gebruikt bij het aanbrengen van stabiliteitsvoorzieningen;
  • uit het oogpunt van efficiency en Arbo is de toepassing bij grote verdiepingshoogten beperkt. Verdiepingshoogten hoger dan 3,50 m kunnen tot onveilige situaties leiden, zeker bij hoogbouwprojecten. Er zijn aparte randbeveiligingen noodzakelijk;
  • het patroon van panelen en liggers dat als afdruk terug te vinden is in het betonoppervlak, kan tot overschrijding van toegestane oppervlaktetoleranties leiden.
2.2.47 Valkopsystemen in groep a

Kenmerken van groep b (steigermaterieel voorzien van hoofd- en verdeelliggers en een contactbekisting uit beplating) zijn:

  • vooral geschikt voor hogere verdiepingen, de veiligheid kan beter worden gegarandeerd en een montagewerkvloer circa 1,50 m onder de bovenzijde van de bekisting maakt efficiënt be- en ontkisten mogelijk;
  • door de beplating af te stemmen op de verdeling van hoofd- en verdeelliggers kan efficiënt worden ontkist. Door de stempelkoppen en hoofdliggers te voorzien van stroken betonmultiplex, kunnen vloeren zonodig door doorgaande liggers ondersteund blijven. Zo wordt voorkomen dat multiplexplaten een uitsparing ter plaatse van de stempelkoppen moeten hebben;
  • indeling wordt bepaald door de moduulmaten van de systeemsteiger;
  • de contactbekisting ligt los op de draagconstructie, waardoor stabiliteitsvoorzieningen niet in het horizontale vlak, maar in de steigerconstructie moeten worden opgenomen;
  • randbalken, kolom- en vloerverzwaringen moeten worden uitgetimmerd;
  • verschillende systemen kennen uitkragende liggers, waardoor de randbeveiliging van een verdieping in het systeem is aan te brengen;
  • het patroon van de beplating is terug te vinden in het betonoppervlak, maar is minder nadrukkelijk dan bij panelen;
  • bij de inzet van breedplaatvloeren kan het systeem zonder beplating worden toegepast, iets wat vooral bij verzwaarde vloerstroken eenvoudig uitvoerbaar is.
2.2.48 Valkopsystemen in groep b

Kenmerken van groep c (systeemstempels voorzien van hoofd- en verdeelliggers en een contactbekisting uit beplating) zijn:

  • aluminium stempels zijn geschikt voor hogere verdiepingen, waarbij het koppeljuk zodanig kan zijn aangebracht dat een werkvloer kan worden aangebracht en dezelfde voordelen als bij een steiger ontstaan;
  • doordat het aantal onderdelen vermindert (stempel en koppeljuk omvatten veel minder onderdelen dan een steigersysteem), kan efficiënt worden be- en ontkist mits het eigen gewicht van de stempel binnen de Arbo-richtlijnen blijft;
  • de contactbekisting kan bestaan uit panelen of betonmultiplex, met de al vermelde kenmerken omtrent aanpassing, stijfheid en oppervlaktekwaliteit;
  • indeling wordt bepaald door de moduulmaten van het stempelsysteem;
  • door de toepassingsmogelijkheden bij hogere verdiepingen moet veel aandacht aan de randbeveiliging worden besteed. Er is ter plaatse van de vloer waarop wordt bekist, een uitkragende steigervloer nodig om ook op verdiepingen veilig te kunnen werken.
2.2.49 Valkopsystemen in groep c

Bekisting voor bijzondere betonvloeren
Om een betonconstructie zoveel mogelijk te optimaliseren, zijn in de loop van de tijd systemen ontwikkeld die daaraan tegemoet komen. Een van ouds bekende vorm is die van de cassettevloeren, maar ontwikkelingen op het gebied van voor- en naspanning, staalplaatbetonvloeren, maar ook op het gebied van gewichtsbesparingen zoals de bollenplaatvloer, hebben tot optimalisering geleid.
Behandeling van deze systemen valt buiten de scope van dit hoofdstuk, maar een bespreking van de systemen die de keuze van de bekisting beïnvloeden, hoort wel in dit hoofdstuk thuis.

Cassettevloeren
Cassettevloeren bestaan uit dunne vloerplaten op een raster van balken. In Nederland zijn ze nooit massaal toegepast, maar in het buitenland veel. Doordat de vormgeving volledig wordt bepaald door de vorm van de cassettes, moet het ontwerp van dergelijke vloeren in nauw overleg tussen beton- en bekistingsconstructeur worden bepaald
.De kunststof cassettes bestaan uit rechthoekige of vierkante troggen met taps toelopende zijkanten, waardoor het ontkisten gemakkelijk gaat. De cassettes worden op een onderliggend steigersysteem geplaatst en vormen daarmee één geheel.

2.2.50 Cassettebekisting

Vloeren met gewichtsbesparende holle ruimten
Door holle ruimte te creëren met tempex, kartonnen buizen of kunststof bollen, ontstaat een constructie die zijn draagkracht behoudt, maar minder gewicht heeft dan een massieve vloer. De betonconstructeur bepaalt welk systeem kan worden toegepast, de bekistingsconstructeur beoordeelt de consequenties en stemt het bekistingssysteem daarop af.
Een bijzonder vorm is de bollenplaatvloer die bestaat uit fabrieksmatig samengestelde wapeningskorven met constructieve onder- en bovenwapening, waartussen kunststofbollen zijn ingeklemd. Het geheel kan worden voorzien van een prefab-betonbodem die als verloren bekisting functioneert. Modulaire maatvoering van de bollenplaatvloer en het bekistingssysteem moeten op elkaar zijn afgestemd.

2.2.51 Bollenplaatvloer (systeem BubbleDeck)

Vloeren die worden voor- of nagespannen
De constructie van dergelijke vloeren wordt behandeld in hoofdstuk 6, de afstemming op bekistingen valt onder dit hoofdstuk.
Van belang is vooral de ruimte die nodig is om voor-, c.q. naspanning aan te brengen, wat resulteert in eisen aan de werksteiger. Daarnaast is het van belang de juiste ontkistingstijden te kennen en daar de inzet van de bekisting op af te stemmen. De verschillende systemen kennen elk hun eigen bijzondere kenmerken. De leverancier geeft dit op.

Doorstempelen vs herstempelen
Als een gebouw meer verdiepingen heeft, zal het in bijna alle gevallen onmogelijk zijn dat de onderliggende vloer de belasting uit de te storten bovenliggende vloer draagt. Het gewicht van de te storten vloer, vermeerderd met de nuttige stortbelasting en het eigen gewicht van de bekisting, is vaak meer dan de belastbaarheid van de ondervloer. De belastbaarheid in de bouwfase bedraagt de berekende gebruiksbelasting, vermeerderd met de belasting ten gevolge van de afwerkvloer en de lijnlasten van de eventuele binnenwanden.
Daardoor zal de belasting over een of meer verdiepingen moeten worden verdeeld. Vandaar de term ‘doorstempeling’ (figuur 2.2.52). De stempels die daarvoor worden gebruikt, moeten zodanig worden geplaatst dat de onderliggende vloer op de juiste wijze wordt belast. De hoofdconstructeur van het project zal deze doorstempeling/herstempeling moeten goedkeuren.
Om de hoeveelheid doorstempeling te bepalen moet worden vastgesteld in hoeveel gedeelten de belasting aan onderliggende vloeren wordt overgedragen (figuur 2.2.53).

2.2.52 Principeschema doorstempeling 2.2.53 Schema’s doorstempeling

De doorstempeling bestaat vaak uit stempels die onderdeel van de bekisting hebben gevormd. Hiermee is tevens een van de meest voorkomende fouten bij doorstempeling geïntroduceerd, namelijk het laten staan van de stempels zonder dat ze los- en weer vastgedraaid zijn. Als namelijk de vloer die als ondersteuning dient, niet zelfdragend is geworden, blijft het gewicht van deze vloer op de onderliggende vloer rusten. Het wordt een opstapeling van vloeren. Het totale gewicht op de onderste vloer is dan zo groot, dat de stempels zullen bezwijken. Het betekent dan wel dat automatisch vloeren zelfdragend zijn geworden, maar er ontstaat een oncontroleerbaar proces dat tot calamiteit in de gehele betonconstructie kan leiden.

2.2.54 Schematisering effect doorbuiging vloeren en een overbelaste stempel

Het is niet altijd nodig om alle stempels te laten staan. Wel moeten ze verticaal gezien recht onder elkaar staan. Wanneer dit niet het geval is, ontstaan ontoelaatbare krachten op de tussenliggende vloeren. De hoofdconstructeur moet aangeven hoeveel ondersteuning een vloer in een bepaalde fase nodig heeft.

2.2.55 Ondersteuning vloer

De snelheid van bouwen en de systemen die daarbij worden gebruikt, hebben ervoor gezorgd dat ‘kruip’ van de betonvloer een fenomeen is waarmee rekening moet worden gehouden. Ook al heeft beton zijn vereiste druksterkte, toch hebben er onder belasting nog langzaam optredende vervormingen plaats. Dit wordt ‘kruip’ genoemd en als vuistregel wordt aangehouden dat dit verschijnsel gedurende zes weken na het storten op kan treden.
Kruipstempels kunnen worden gecombineerd met door- of herstelstempels en zijn de laatste stempels die uiteindelijk worden verwijderd

Veiligheidaspecten bij vloer- en balkbekistingen
Buiten de bijzondere veiligheidsaspecten die al bij de onderdelen zijn genoemd, kan een opsomming worden gegeven van aandachtspunten die in het ontwerp van de bekisting moeten zijn opgenomen en in de uitvoering moeten worden opgevolgd:

  • een veiligheidsleuning is nodig op twee niveaus, zowel ter plaatse van de ondersteuning als op de bekistingsvloer zelf. Rekening houden met de noodzaak om aan de rand van de verdiepingsvloer werkzaamheden te verrichten;
  • overstekken zoveel mogelijk voorkomen en als ze nodig zijn, dan voorzieningen tegen domp aanbrengen en zorgen dat er tijdens de montage veilig kan worden gewerkt;
  • de plaats van stabiliteitsverbanden moet zijn afgestemd op het stortplan en zodanig uitgevoerd dat de veiligheid in de bekistingsconstructie niet wordt bepaald door één enkele staaf of stabiliteitsverband;
  • zorgen voor de gelegenheid om veilig en beheerst te kunnen ontkisten, dus géén knockdown-methode!;
  • dichtleggen van sparingen in de gestorte vloeren;
  • bekistingen zodanig uitvoeren dat belastingen centrisch worden ingeleid;
  • toepassen van uitsteeksteigers en vangnetten, waar de persoonlijke veiligheid dit vereist;
  • voorzieningen aanbrengen om te voorkomen dat vallende voorwerpen letsel kunnen veroorzaken (kantplanken, netten, vangnetten).
  • werksteigers langs de vloerbekistingen zodanig uitvoeren dat deze zijn afgestemd op de hoogte van de hierop toe te passen wand- en kolombekistingen en als valbeveiliging kunnen fungeren;
  • de aanbevolen breedte van deze valbeveiliging is ongeveer een halve verdiepingshoogte, met een minimum van 1,50 m.

Stabiliteit
Het ontbreken van voldoende stabiliteit is een van de belangrijkste oorzaken van calamiteiten bij het storten van betonvloeren of dekken.
Doordat de gehele hulpconstructie uit losse onderdelen bestaat en vaak niet is opgesloten, moeten voorzieningen worden getroffen om de stabiliteit te waarborgen. Daarbij moet er een vormvast raamwerk aanwezig zijn op het moment waarop het beton wordt gestort. Door de belasting van het gestorte gedeelte ontstaat druk op de staanders, die door de wrijving met de ondergrond als vast punt gaan fungeren en daardoor belasting kunnen opnemen.
Wordt op de verkeerde plaats gestart met storten, dan kan het gehele vormvaste raamwerk zich horizontaal verplaatsen met alle gevolgen van dien. Zelfs bij verankerde verbindingen moet worden gecontroleerd of er eisen moeten worden gesteld aan de volgorde van betonstorten. Helaas heeft het nalaten hiervan in het verleden meermaals tot dodelijke ongelukken geleid.

2.3

Ondersteuningsconstructies

2.3.1

Algemeen

Bekisting en ondersteuning vormen een vrijwel onlosmakelijk geheel. In de definitie van bekisting wordt voor de horizontale bekistingen automatisch uitgegaan van het bekistingspakket en de ondersteuning ervan. Vormen ze een zodanig integraal geheel dat van een compleet systeem kan worden gesproken, zoals de valkopbekisting, dan vallen ze buiten dit gedeelte en worden ze in 2.2 besproken.
Bij zware betonconstructies zoals die vooral in de civiele bouw gebruikelijk zijn, bepalen het ontwerp en de dimensionering van een ondersteuningsconstructie de opbouw van een bekisting. In dit gedeelte wordt aandacht besteed aan deze ondersteuningen. De berekening van een ondersteuningsconstructie is in hoofdstuk 3 te vinden. De keuze van het systeem, de afstemming van het ontwerp op de betonconstructie en de montage en demontage van een hulpconstructie zijn in dit gedeelte terug te vinden.

De opbouw van een ondersteuningsconstructie
In figuur 2.3.1 is het principe van de opbouw van een ondersteuningsconstructie te zien, alsmede de gangbare benamingen van de onderdelen. Er worden twee soorten ondersteuning onderscheiden, te weten:

  • kleine stempelafstanden met lichte onderslagen, bijvoorbeeld bekistingen die worden ondersteund door toren- of systeemsteigers;
  • grote stempelafstanden met zware onderslagen, bijvoorbeeld bekistingen op staalprofielen en zware stalen stempels.
2.3.1a Scheve projectie lichte en zware ondersteuningsconstructie (met benamingen) 2.3.1b Scheve projectie lichte en zware ondersteuningsconstructie (met benamingen)

De bekisting die door de ondersteuningsconstructie wordt gedragen, bestaat uit beplating, kinderbalken en, afhankelijk van de systeemkeuze, uit onderslagbalken. De keuze van beplating moet zijn afgestemd op de eisen die in de vigerende voorschriften aan het betonoppervlak worden gesteld en op de gebruiksomstandigheden. Dit laatste is nodig omdat de beplating langdurig aan weersinvloeden wordt blootgesteld voordat er beton wordt gestort. Kinderbalken en onderslagen kunnen uit baddinghout bestaan, maar ook in houten of aluminium systeemliggers worden uitgevoerd. Het feit dat veel horizontale bekistingen bestaan uit een los gestapelde constructie, moet worden meegenomen in de overwegingen die tot een keuze leiden.
Het horizontale steunwerk, zoals moerbalken en onderslagbalken, bestaat in Nederland vaak uit profielstaal, terwijl in andere landen in Europa veel systeemmateriaal wordt toegepast. Het elders gebruikte systeemmateriaal heeft weliswaar een behoorlijke constructiehoogte, maar is wel op verschillende projecten toepasbaar zonder dat de toepassingsmogelijkheden worden aangetast (door bijvoorbeeld inkorting). Deze constructiehoogte is in ons niet-geaccidenteerde land een nadeel. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom deze systemen in Nederland zo weinig worden gebruikt. Ze worden in dit naslagwerk dan ook niet behandeld.

Verticaal steunwerk kan bestaan uit verschillende materialen. Van traditionele houten stammen tot geavanceerde verstelbare aluminium systemen, mechanisch of hydraulisch uitgevoerd. Alle systemen zijn voorzien van mogelijkheden om ze op allerlei ondergronden te plaatsen, in systeem schoorverbanden aan te brengen, te verlengen, af te stellen en te ontkisten.
Er bestaan aparte systemen voor geconcentreerde lasten, systemen die in steigervorm worden uitgevoerd en torensystemen die een eigen stabiliteit kennen. Kortom, uitgaande van de vele variëteiten in betonconstructies, zijn er altijd mogelijkheden om een passende ondersteuning en bekisting op te bouwen. De kunst is het systeem te kiezen dat zo efficiënt mogelijk is op te bouwen, gebruikmakend van de funderingsmogelijkheden die de ondergrond ter plaatse biedt. Het moet snel op te bouwen zijn en zowel veilig te bekisten als te ontkisten. Waar mogelijk moet vroegtijdig, in gedeelten, kunnen worden ontkist om de hoeveelheid ingezet materieel te beperken. Er kan zelfs worden overwogen desnoods in gehele gemonteerde units te verplaatsen en te stellen. Het betekent een appèl aan de creativiteit en het vakmanschap van de bekistingsconstructeur. Het houdt tevens een waarschuwing in om bij het be- en ontkisten te allen tijde de persoonlijke veiligheid van de mensen in acht te nemen. Juist bij deze activiteiten gebeuren veel ongelukken die kunnen worden voorkomen, als de omstandigheden bij het be- en ontkisten adequaat in het ontwerp waren verwerkt. In deze fase vormen de kosten om tot veiliger werken te komen een fractie van de kosten van gevolgschade die ontstaat als er wel wat gebeurt (nog afgezien van persoonlijk leed).
Helaas moet worden vastgesteld dat de vaak bijzondere situaties die bij het opbouwen van een ondersteuningsconstructie ontstaan, een uitdaging lijken te zijn om grenzen verkeerd te verleggen. Dit komt in het onderdeel Arbo en veiligheid nader aan de orde.

Om zoveel mogelijk fouten of vraagtekens te voorkomen, verdient het aanbeveling de gegevens die uitgangspunt zijn voor het ontwerp van de ondersteuning, op tekening te vermelden. Dit geldt zowel voor de gegevens die bepalend zijn voor het ontwerp van de fundatie van de ondersteuning, als voor de uitgangspunten die de opbouw van de ondersteuning hebben bepaald.

Keuzeaspecten
De keuze van een ondersteuning, het ontwerp en de dimensionering zijn van vele factoren afhankelijk; daarbij spelen zowel constructieve invalshoeken als materieel- en arbeidstechnische uitgangspunten en aanpassingen vanuit ondergrond en omgeving een rol.

Afstemming op constructieve uitgangspunten.

  • Voldoen aan vigerende normen zoals NEN-EN 1992 en NEN-EN 13670 en aan eventuele aanvullende eisen die in het bestek genoemd zijn.
  • Voldoen aan algemene gebruikswensen, zoals:
    • een eenduidige constructie, overzichtelijk en goed controleerbaar;
    • onderdelen die met de hand gemonteerd en gedemonteerd worden, zo licht mogelijk uitgevoerd.

    Andere onderdelen zodanig samenstellen dat ze eenvoudig transportabel zijn bij be- en ontkisten;

    • bestand tegen ruwe behandeling.
    • zo min mogelijk losse onderdelen.
  • Eisen aan doorrijdopeningen en beschikbaarheidsstellingen.

Materieel- en arbeidstechnische uitgangspunten:

  • afstemming op beschikbaar materiaal en materieel;
  • totaalkostenvergelijkingen als belangrijk keuzecriterium;
  • mogelijkheid tot huur van bijzonder equipement;
  • afgestemd op zowel montage- c.q. bekistingssituatie, als op demontage- en ontkistingssituatie.

Aanpassingen vanuit ondergrond en omgeving:

  • bijzonderheden van de ondergrond (toelaatbare gronddruk, zettingsgedrag, grondwater enz.);
  • bouwplaatsomstandigheden (in bestaand tracé, in het vrije veld, in een stadse omgeving);
  • de omvang van het werk (grootte van de ondersteuning, repetitie).
2.3.2

Fundaties voor ondersteuningen

Een ondersteuningsconstructie die het tijdelijke gewicht van de verhardende betonconstructie moet dragen, moet worden geplaatst op een onderliggende vloer of fundering die gedurende het verhardingsproces voldoende draagkracht biedt en daarbij acceptabele vervormingen ondergaat. De Nederlandse bodemgesteldheid is op veel plaatsen zodanig dat op of kort onder het bestaande maaiveld kan worden ondersteund. Het zettingsgedrag als gevolg van de tijdelijke belasting kan echter het toegestane vervormingsgedrag van de betonconstructie overschrijden. En juist omdat het om jong beton gaat en de vervormbaarheid gedurende dit proces vermindert, moet vooraf bekend zijn hoe het zettingsgedrag van de ondergrond zal zijn.

Afhankelijk van de ondergrond kan worden gekozen voor een van de volgende typen fundering:

  • op staal, al of niet op basis van een aangebrachte grondverbetering;
  • op palen (hout, beton of staal; verloren of naderhand getrokken);
  • op bestaand betonwerk.
2.3.2a Doorsneden van de vier soorten fundering in de civiele bouw 2.3.2b Doorsnede van ondersteuning op bestaand betonwerk in de U-bouw

Fundering op staal
Een fundering op staal stelt bijzondere eisen aan draagkracht en zettingsgedrag van de ondergrond. Tijdens het storten is de betonspecie plastisch. Vervormingen van de bekisting worden gevolgd. Doorbuigingen en inknijpingen van profielen vertalen zich in een blijvende vervorming van de betonconstructie. Deze vervorming is calculeerbaar en kan in het op hoogte stellen worden verdisconteerd. Zettingen in de ondergrond ontstaan gedurende het verhardingsproces en kunnen later afbreuk doen aan de kwaliteit van de verharde constructie. Het is daarom erg belangrijk met de betonconstructeur af te stemmen welk zettingsgedrag toelaatbaar is. Hierbij moet men verdisconteren dat een betonconstructie vaak al na enkele dagen zelfdragend is geworden en dan geen extra belasting meer op de ondergrond uitoefent.
Om te bepalen of de ondergrond geschikt is, zijn meestal sondeer- en boorgegevens beschikbaar die een indruk van de opbouw van de bodem geven en waaruit de belastbaarheid kan worden herleid. Ook grondwaterstand en eventuele variaties erop zijn van belang.
De draagkracht van de grond wordt uitgedrukt in een toelaatbare spanning; voor ongeroerde grond is dit 0,05 N/mm². Wordt er een grondverbetering toegepast dan kan deze spanning worden opgevoerd tot 0,1 N/mm².

Om echter zekerheid te krijgen over het voorspelde vervormingsgedrag gedurende enkele dagen bij een bepaalde belasting, is het uitvoeren van een proefbelasting zeer aan te bevelen.
Een proefbelasting is eenvoudig uit te voeren, mits er wel enkele spelregels in acht worden genomen. Betonplaten kunnen worden gestapeld tot een hoogte die de optredende gronddruk tot gevolg heeft. Een stabiele stapeling is noodzakelijk, evenals een eenduidige en herleidbare meting van de hoogteveranderingen. Afhankelijk van het ontwerp van de ondersteuning moet rekening worden gehouden met de impact van de belasting op een groot oppervlak. Een eenvoudig draaiboekje zorgt ervoor dat zowel bekistings- als betonconstructeur zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de constructie kan nemen.

2.3.3 Proefbelasting met betonplaten

Als bij de aanleg van een nieuwe weg er in het tracé een zandpakket is aangebracht om overhoogte te creëren en de optredende zetting van het weglichaam te versnellen, kan dit zand worden gebruikt bij de fundering van de ondersteuning.
Door een deel van de overhoogte van het zandpakket te verwijderen ontstaat belastingvermindering, die wordt vervangen door de belasting vanuit de ondersteuning. De zetting als gevolg van de voorbelasting heeft dan al plaatsgehad en zal niet opnieuw optreden.

De uitvoering van een fundering op staal kan verschillend zijn. Betonplaten worden veelvuldig toegepast, maar ook houten sloffen of bielzen in combinatie met een grondverbetering van gestabiliseerd zand zijn mogelijk. Er moet aandacht worden geschonken aan:

  • verwijderen van teelaarde en aanbrengen van een zandlaag om de belasting goed te verdelen en als spreidlaag te dienen;
  • zorgvuldig zorgen voor ongeroerde grond (vooral van belang als vlak naast gemaakte funderingen op staal moet worden gefundeerd);
  • maatregelen om oppervlaktewater af te kunnen voeren;
  • betonplaten c.q. sloffen en bielzen opsluiten om ondergraving en ongelijke belastingverdeling te voorkomen.

Over de sloffen kan een voldoende stijf staalprofiel worden aangebracht, waardoor de belasting gelijkmatig wordt verdeeld en de opneembare bovenbelasting wordt vergroot.

Bij toepassing van prefab-betonplaten moet rekening worden gehouden met de wapening in de betonplaat. Vaak is dit een enkel net, dat daardoor het moment niet kan opnemen dat ontstaat door de belasting en de reactie uit de ondergrond. Overbelasting zorgt ervoor dat de plaat breekt en daarmee zijn verdelende functie verliest. Hierdoor zal de belasting worden geconcentreerd ter plaatse van de stempelpunten, wat een hogere grondbelasting en extra zetting veroorzaakt.

Fundering op palen
Als de hulpconstructie moet worden ondersteund op diepere grondlagen, is een paalfundering nodig. Dit kunnen hulppalen zijn die naderhand worden getrokken, maar ook achterblijvende palen of palen die onderdeel van de definitieve constructie vormen. Het kunnen enkele palen zijn, of palen die een paalgroep vormen en door een poer verbonden zijn. Dit geldt voor constructies in het veld, onder een talud of in het water.
De hoogte van de bovenzijde van de paalfundering kan op maaiveldniveau zijn, maar kan ook tot de onderzijde van de dekbekisting doorlopen. Maatgevoeligheid, afschoorbaarheid en verwijderbaarheid van hoge steunpunten zijn mede bepalend voor de keuze van het systeem.

2.3.4a Ondersteuning op hulppalen van beton (m.v.-niveau) 2.3.4b Ondersteuning op hulppalen van beton (hooggelegen)

Bij het ontwerp en de uitvoering van paalfunderingen moet aan de volgende aspecten aandacht worden geschonken:

  • de belasting moet centrisch op de palen aangrijpen;
  • horizontale belasting moet kunnen worden opgenomen. Het grondlichaam biedt niet altijd voldoende weerstand. Horizontale belasting het liefst in het vlak waarin deze belasting ontstaat, opnemen (dus liefst in of direct onder de dekbekisting voorzieningen aanbrengen). Lukt dit niet, dan afdoende afschoren of schoorpalen toepassen;
  • bij het maatvoeren van de paalfundering rekening houden met de plaats van schacht en punt van de definitieve funderingspalen (vooral bij schoorpalen). Ook het ontkisten en het al of niet trekken van de hulppalen meenemen in de plaatsbepaling;
  • rekening houden met zettingen, ook elastische, ten gevolge van de bovenbelasting;
  • eventueel reeds gemaakt betonwerk benutten voor de stabiliteit;
  • bij houten palen de bovenzijde vlak en horizontaal afzagen;
  • goede verbinding maken tussen de palen en sloven, waardoor de belasting conform de aangenomen belastingoverdracht aan de palen wordt overgedragen.

Materiaalsoort van de hulppalen
Houten palen zijn stammen van naaldhout die in de bossen zijn gezaagd en een maximale lengte en puntomtrek hebben. De belasting wordt op de punt overgebracht, mantelwrijving wordt niet in rekening gebracht. Gezien de korte tijdsduur van de belasting zal negatieve kleef nauwelijks van invloed zijn. De belastbaarheid van de paal varieert tussen 70 en 100 kN toelaatbare belasting.

Betonnen palen kunnen prefab worden aangevoerd of ter plaatse gestort. Ze zijn in de handel in vele afmetingen en lengten verkrijgbaar. Vaak is het zinvol kritisch in te kopen. De draagkracht is aanzienlijk hoger dan die van houten palen. Voor een betonpaal van 400 x 400 mm² ligt de toelaatbare belasting op ongeveer 800 kN tot 1000 kN. Ook deze palen kunnen als losse paal of in een poer of verbindingsbalk worden opgenomen. Het biedt een robuuste constructie voor grote geconcentreerde bovenbelastingen.
Worden de betonpalen zodanig geheid dat de bovenzijde tot de onderzijde van de dekbekisting loopt, dan kan een bovenbalk over de palen heen de moerbalk vervangen. Er moet dan wel worden gelet op de gevoeligheid voor excentriciteit en de moeilijkheid om na het ontkisten van een dek de palen te verwijderen. Het is een kostbare en tijdrovende aangelegenheid; bovendien belast dit het milieu.

Stalen buispalen kunnen worden geheid met open of dichte punt. De uitvoering van de punt kan zodanig zijn dat er geen mantelwrijving of juist wel mantelwrijving ontstaat. Ook kan de punt bij het verwijderen achterblijven of mee omhoog worden getrokken. Bij toepassing van open buispalen haalt de paal zijn draagkracht uit de mantelwrijving en propvorming. Wel moeten de palen dan, om een redelijke draagkracht te krijgen, langer zijn dan de palen met een dichte voet. De draagkracht ligt voor een buis Ø 500 mm ongeveer gelijk aan een betonnen paal van 400 x 400 mm².

Stalen palen kennen een aantal voordelen ten opzichte van betonpalen. Er kan worden aangelast, het verwijderen kan in segmenten gaan die een lengte hebben die is afgestemd op de beschikbare ruimte, en stalen palen zijn geschikt voor hergebruik.

Figuur 2.3.5 Paalfundering met stalen buispalen

Fundering op bestaand betonwerk
Ook hier is een duidelijk onderscheid te maken tussen situaties in de utiliteits- en woningbouw en in de civiele bouw. In utiliteits- en woningbouw zijn de vloeren dunner en de belasting dus geringer. Echter, bij het afsteunen van een te storten vloer op een onderliggende vloer moet worden beoordeeld of deze laatste vloer de extra belasting kan opnemen.
In de civiele bouw zijn de belastingen hoger, maar ook zijn de mogelijkheden groter om op bestaand betonwerk af te stempelen of belastingen via consoles over te brengen. Staalprofielen die in het betonwerk zijn verankerd, kunnen een overstek vormen waarop een ondersteuningssteiger kan worden geplaatst.
Over het algemeen kan worden gesteld dat de fundering van een te maken kunstwerk of gebouw vaak met zeer geringe voorzieningen en kosten geschikt kan worden gemaakt als steunpunt voor de bekistingsconstructies dienst te doen.

2.3.6 Overstek op pijlervoet

Als alleen palen beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van paalklemmen die de belasting via wrijving kunnen overbrengen van de ondersteuning naar de paal. De belastbaarheid van een klemconstructie is sterk afhankelijk van de wijze waarop deze is uitgevoerd. Stubeco heeft hier in 2012 studie naar verricht en een rapport gepubliceerd. Eisen die aan klemconstructies gesteld kunnen worden, zijn:

  • zorgen voor een centrische inleiding van de belasting (belasting door beide zijden van de klemconstructie op laten nemen);
  • door middel van een zachthoutvulling de belasting gelijkmatig over het wrijvingsoppervlak verdelen;
  • de boutverbinding zodanig spannen dat de toelaatbare drukspanning in het hout loodrecht op de vezel niet groter is dan 2 N/mm²;
  • geen losse materialen, vuil of vet tussen betonwerk en klemconstructie;
  • als klemconstructies op stalen buizen worden aangebracht, mogen deze niet zijn voorzien van een elastische coating;
  • vlak voor het storten altijd de klemmen met een momentsleutel nalopen en de spankracht controleren. Weersinvloeden, zoals zon of regen kunnen vermindering van de voorspanning in de spanstaven veroorzaken, wat vermindering van de opneembare verticale belasting tot gevolg heeft.
2.3.7a Klemconstructie op palen 2.3.7b Klemconstructie op palen

De zwaarte van de U-profielen wordt bepaald door de afmetingen van de paal en de aan te brengen klemkracht. Doorbuiging van deze profielen leidt tot een herverdeling van de belasting, waarbij de klemming zich naar de randen van de paal verplaatst. Dit kan tot een overschrijding van de toelaatbare houtspanning leiden en moet worden voorkomen. De bekistingsconstructeur moet zijn berekeningswijze afstemmen op de situatie en extra veiligheden inbouwen voor onvoorziene uitvoeringsfouten.
Vuistregel is dat de totale trekkracht in de spanstaven vier keer de verticale belasting moet bedragen, waarbij wordt uitgegaan van een wrijvingscoëfficiënt van 0,5 en een veiligheidsfactor van 2. Als de toelaatbare belasting onvoldoende is, kan met meer klemmen boven elkaar worden gewerkt.
Stubeco heeft een uitvoerig onderzoek naar klemconstructies gedaan en hierover aan de leden gerapporteerd (rapport A12, versie 2014).

2.3.3

Verticaal steunwerk

Algemeen
Er kan onderscheid worden gemaakt in licht en zwaar verticaal steunwerk. De meeste lichte systemen kunnen in gedeelten worden opgebouwd en afgebroken en met de hand omgezet, terwijl dit bij de zware systemen met de kraan gebeurt.
Lichte systemen met een stempelbelasting van circa 40 tot 80 kN worden vaak op staal of op bestaand betonwerk geplaatst, terwijl bij de zware systemen zowel op bestaand werk als op hulppalen wordt gefundeerd.

Zoals al eerder vermeld, is een keuze sterk afhankelijk van de bouwplaatsomstandigheden (doorgangen, al of niet boven water, overkragingen, de hoogte, al of niet aanwezig zijn van bestaande fundaties enz.), ontwerpuitgangspunten en de bij de aannemer beschikbare materialen.

Een groepsindeling kan er als volgt uitzien:

  • traditionele houten ondersteuning;
  • stalen of aluminium schroefstempels;
  • torensteigers met eigen stabiliteit en als systeemtoren in grondvlakken vanaf 1 x 1 m2;
  • systeemsteigerjukken met variabele tussenafstanden van jukken en een eigen stabiliteit;
  • systeemstaanders, met systeemkoppelingen in twee richtingen;
  • profielstalen ondersteuning uit HE- of buisprofielen.

De volgende tabel kan als hulpmiddel worden gebruikt om tot een keuze van type ondersteuning te komen. Het geeft enkele karakteristieke kenmerken die van invloed zijn.

Aspect Houten
staander
Schroef
stempel
Systeem- toren
steiger
Systeem-
steiger
jukken
Systeem-
staanders
Zware
systeem-
stempels
Profiel
staal
Eigen gewicht 0 + + + + - -
Opbouwtijd - + + + + - 0
Robuustheid 0 - - - - + +
Complexiteit montage/demontage - 0 + + + - -
Losse onderdelen 0 + 0 - - 0 +
Stabiliteitsvoorzieningen - - + + 0 0 0
Grote hoogte - - + + + + +
Smalle ondersteuningsstrook - - + 0 - - 0
Licht betonwerk - + 0 + + - -
Zwaar betonwerk 0 - + + 0 + +
Repetitiemogelijkheid - + + + + + -
Huurmogelijkheid - + + + + + 0
Controleerbaarheid - 0 + + + + 0
+ gunstig of eenvoudig
0 matig
- ongunstig of ingewikkeld
2.3.8a Schematische uitwerking van de verschillende soorten verticaal steunwerk 2.3.8b Schematisering steigerconstructies

Traditionele houten ondersteuningen
De traditionele houten ondersteuningen worden steeds minder gebruikt, maar kunnen in voorkomende gevallen een goede ondersteuning bieden. De houten ondersteuningsconstructie kan bestaan uit losse stammen of uit samengestelde jukken en vormt samen met het horizontale steunwerk de totale ondersteuningsconstructie. Deze ondersteuningsvorm is slecht controleerbaar en erg arbeidsintensief. De hoogte-instelling gebeurt met wiggen.
Dit type wordt nog wel eens toegepast bij lage kelders, waar de standaardschroefstempels te lang zijn, of in ontwikkelingsgebieden, waar arbeid erg goedkoop is en systeemmaterieel niet beschikbaar is.

2.3.9 Traditionele houten ondersteuning

Ondersteuning met stalen of aluminium schroefstempels
Een ondersteuning bestaande uit losse schroefstempels is in alle richtingen flexibel uitvoerbaar. Bij licht betonwerk is het vaak een onderdeel van een systeem, bij traditionele vloerbekisting zijn het de losse staanders, waarbij in de gaffels de houten onderslagen worden aangebracht. Bij zwaar betonwerk is de toepassing veel minder en wordt het in het algemeen slechts toegepast bij passtukken en aanhelingen.
Schroefstempels bestaan van oudsher uit een binnen- en buitenbuisconstructie (zie 2.2), waaraan met steigerkoppelingen verbindingen kunnen worden gemaakt. Ontwikkelingen hebben onder meer geleid tot aluminium schroefstempels die een hoge belasting kunnen opnemen en zelfs bij grote hoogte zonder knikverkorter toepasbaar zijn. Ook zijn er stalen buisstempels die niet rond maar geprofileerd zijn en daardoor zonder knikverkorter een hogere belasting kunnen opnemen. Beide laatstgenoemde systemen kunnen ook met knikverkorters worden toegepast, waardoor de stempels ook als (deel van een) systeemsteiger kunnen worden ingezet.

   
2.3.10 Schroefstempel

Het voordeel van de flexibiliteit kan ook een nadeel zijn. De kans op scheefstand, foutieve montage, of onvoldoende stabiliteitsvoorzieningen is verhoudingsgewijs erg groot. Het gemak van de schroefstempel, namelijk vrijwel altijd toepasbaar en eenvoudig tot één geheel te koppelen, maakt dat de inzet toch legio is. Daarbij wordt het eigen gewicht van een schroefstempel voor lief genomen, zeker bij de langere stempels. Voor grotere hoogten is de schroefstempel minder geschikt, en wel omdat het moeilijk is zonder aanvullende voorzieningen de bekisting veilig aan te brengen is en de kans op instabiliteit altijd aanwezig is.

2.3.11 Traditionele ondersteuning met schroefstempels

Ondersteuning uit systeemtorensteiger
Bij hoge ondersteuningen werd in het verleden gebruik gemaakt van los steigermateriaal dat uit staanders, schoren en koppelingen bestond. Het ontwerp werd gebaseerd op de kennis van steigerconstructies zoals bij gevelsteigers gebruikelijk. Door de veel hogere belasting was de invloed van scheefstand en de noodzaak van deugdelijke koppelingen die aanzienlijke belastingen konden opnemen, groot. Met de introductie van de systeemsteiger werden de meeste nadelen geëlimineerd en hield men de voordelen over. De stalen buissteiger wordt in een enkel geval nog wel eens gebruikt, vooral als uitkragend moet worden gewerkt of de toepassing van de systeemsteiger niet de juiste oplossing biedt. Dit wordt hier niet nader behandeld.

Een torensteiger bestaat uit standaardsteigerelementen die een zodanige vorm hebben, dat ze eenvoudig op elkaar kunnen worden geplaatst en zonder nadere verbindingsmiddelen een toren vormen met een eigen stabiliteit. Het is een van de oudste vormen van een steigersysteem. Doordat het destijds nieuw was, zijn er veel beproevingen op uitgevoerd die het gedrag tijdens montage en tijdens het belasten hebben verduidelijkt.

2.3.12 Torensteigers

Dergelijke systemen hebben als voordeel dat de torens door de hart-op-hartafstand van de staanders een eigen stabiliteit kennen. Dit vereenvoudigt de montage en maakt bij steigers tot 6 meter hoogte, aanvullende stabiliteitsvoorzieningen overbodig.
Nadelen zijn de beschadigingsgevoeligheid en de gevolgen van excentriciteit en scheefstand van de boven- en onderspindels. De belastbaarheid loopt aanzienlijk achteruit als de spindels niet centrisch worden belast of een te hoge uitdraai hebben, waardoor scheefstand kan optreden.

Dankzij de vele beproevingsrapporten zijn de torensteigers de systemen waarvan de meeste gegevens onder bijzondere omstandigheden bekend zijn. De leveranciers hebben de beschikking over deze rapporten en onderbouwen daarmee de toelaatbare belasting. Evenals bij centerpennen bepaalt dus hier de leverancier van het systeem in belangrijke mate welke veiligheid in de constructie aanwezig is. Een situatie die niet alleen voor de torensteigers, maar voor alle systemen geldt en die is af te keuren. De huidige softwarepakketten maken het mogelijk de belastingsoverdracht in de toren voldoende nauwkeurig te schematiseren, waardoor een rekenmethode tot de mogelijkheden behoort die is gebaseerd op de Eurocode.

Doordat de eigen stabiliteit van de torens is gewaarborgd, is gebruik van torens bij de ondersteuning van betonbalken een zeer geschikte oplossing. Tot een hoogte van 6 m hoeft de stabiliteit van de ondersteuning slechts te worden beoordeeld in de lengterichting van de ondersteuning.
Ook hier geldt dat de start van een betonstort moet beginnen op de plaats waar het stabiliteitsverband is aangebracht. Boven 6 m moeten aanvullende koppelingen en schoren worden aangebracht.

2.3.13 Enkele ondersteuningen uit torensteiger opgebouwd

Als nadeel van een torensteiger kan worden aangemerkt dat er bij vloeren met geringe dikte een geconcentreerde belasting mogelijk is, terwijl de belasting uit de vloer om een grotere spreiding vraagt. Systemen uit systeemstaanders kunnen hier beter aan tegemoet komen en genieten dan de voorkeur.
Als voordelen zijn verder te noemen de geringe arbeidstijd voor montage en demontage, de flexibiliteit torens op elke gewenste hart-op-hartafstand te plaatsen en de mogelijkheid een in elkaar grijpende rij te maken waardoor een aanzienlijke belasting per strekkende meter steunpunt kan worden opgenomen. Instelling van de hoogte heeft plaats door de juiste keuze van de elementhoogten en de uitdraai van spindels bovenin en onder aan de torens. Door de toepassing van voetspindels is het bovendien mogelijk op een scheefstaande ondergrond op te bouwen.
De toelaatbare belasting op de staanders van de torens varieert van 20 tot 50 kN per staander.

Ondersteuning uit systeemstaanders
De hart-op-hartafstand van de staanders is bij een systeemtoren in twee richtingen vast en bij een systeemjuk in één richting. Bij systeemstaanders is deze h.o.h.-afstand in geen van beide richtingen vast. Het geeft dus de beste mogelijkheid om de belastingoverdracht af te stemmen op de toelaatbare belasting van de staanders. Vooral bij lichte betonvloeren is dit een voordeel. Het betekent echter wel, dat ook in beide richtingen een stabiliteitsverband nodig is, omdat er geen sprake is van inwendige stabiliteit in het systeem. De momentvastheid die in de knopen aanwezig is, geeft wel voldoende stijfheid om op te bouwen, maar is onvoldoende om als stabiliteitsvoorziening te gelden. Het betekent enerzijds optimale flexibiliteit, anderzijds in gevallen waarin stroken moeten worden ondersteund, extra montage van stabiliteitsvoorzieningen.
Net als bij de andere systemen is het eenvoudig mogelijk op 1,50 m onder de te storten vloer een extra werksteiger te maken, waardoor het uiteindelijke bekisten wordt vereenvoudigd.

2.3.14 Ondersteuningen uit systeemstaanders

Ondersteuning met zware systeemstempels of stalen profielen
Het in het werk storten van dekken van viaducten vraagt om ondersteuningen die hoge belastingen kunnen opnemen, stabiel kunnen worden uitgevoerd en de mogelijkheid bieden zonodig doorrijdopeningen toe te laten.
Verschillende leveranciers hebben hiertoe systemen ontwikkeld. Systemen die modulair zijn uitgevoerd, die zijn voorzien van verstelbare kop- of voetplaat en bij elke gewenste hoogte kunnen worden gebruikt. Doordat de toepassing niet projectgebonden is, maar voor elke gewenste situatie samen te stellen, is het te beschouwen als een universeel systeem van zware systeemstempels. De hoogte-instelling en het ontkisten gebeurt met vijzels De gevoeligheid voor zettingsverschillen is groot. Herverdeling van belasting (als steunpunten zetting ondergaan) kan desastreus zijn en tot bezwijken leiden. De huidige rekensoftware kan duidelijk laten zien wat er gebeurt en een indicatie geven van de kans en de gevolgen van een dergelijke gebeurtenis. Zekerheid op het gedrag van de ondergrond is daarom ook voorwaarde voor een veilige toepassing. Door aparte moerbalken onder de stempels toe te passen, wordt een groot deel van de gevolgen van zettingen geëlimineerd.

2.3.15 Ondersteuningen opgebouwd uit zware systeemstempels

Ondersteuning, gebruikmakend van profielstaal
In plaats van zware systeemstempels worden ook wel stalen jukken gemaakt, waarbij de staanders uit profielstaal (HE of buis) bestaan en de jukken als een zwaar slagjuk buiten het werk in elkaar worden gelast. Afmetingen, hoogtemaatvoering, plaatsing en verankering zijn optimaal af te stemmen op de situatie ter plaatse. Voorzieningen om te kunnen ontkisten zijn mechanisch of hydraulisch uitgevoerd. Verplaatsing kan met een kraan, rollend of schuivend worden uitgevoerd. In onder meer Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk zijn diverse gespecialiseerde bedrijven die dit soort systemen in eigendom hebben.

2.3.16 Ondersteuningen met staanders uit profielstaal
2.3.4

Horizontaal steunwerk

Algemeen
Hoewel de term ‘horizontaal steunwerk’ zowel de ondersteuning als de contactbekisting zou kunnen omvatten, wordt in dit gedeelte slechts een uiteenzetting gegeven over de liggers die geen deel uitmaken van een al eerder beschreven vloerbekisting (zoals de valkopbekisting). Het betekent dat vooral de toepassing bij zwaardere betonconstructies wordt behandeld, aangezien de lichtere betonvloeren meestal in systeem worden bekist.
Net als bij de lichtere betonvloeren is het ontkisten een belangrijk uitgangspunt voor het samenstellen van de bekisting. Met uitzondering van een bekisting die uit tafels is opgebouwd, moeten alle onderdelen afzonderlijk met de hand of met de kraan worden verwijderd.
Het betekent dat de verbindingen zo eenvoudig mogelijk worden uitgevoerd, onderdelen liefst los worden geplaatst en de beplating slechts met enkele steekspijkers op de liggers wordt bevestigd. De kans op persoonlijke onveiligheid is bij het ontkisten erg groot. De uitvoering van de liggers en de plaatsing op de ondersteuning moeten aan Arbo-eisen voldoen. Onderdelen moeten hanteerbaar zijn en licht van gewicht.

De huidige systeemliggers zijn van hout of aluminium en hebben de toepassing van deze zware en arbeidsonvriendelijke liggers onaantrekkelijk gemaakt. De liggers worden verdeeld naar soort materiaal en opbouw. De hier aangehouden indeling is:

  • traditioneel baddinghout in de afmeting 6 x 16 cm (nominale maat);
  • houten vakwerk- en volwandliggers in systeem;
  • koudgewalste stalen systeemliggers;
  • aluminium profielen;
  • liggers van profielstaal.

Typen horizontaal steunwerk
Traditioneel baddinghout
Het heet traditioneel, omdat de badding sinds jaar en dag een ligger is die overal wordt gebruikt en altijd in geschaafde uitvoering de maten 59 x 156 mm heeft.
Doordat het hout zowel uit Noord-Europa als uit Midden-Europa komt, bestaat er kwaliteitsverschil ten gevolge van het verschil in groeisnelheid. Het is een natuurlijk materiaal en heeft ruime toleranties. Dit is direct terug te zien in het betonoppervlak. Baddinghout kan scheluw zijn, kent plaatselijke gebreken en veroudert. Het is echter zo universeel, dat het veelvuldig wordt toegepast. Het vervormingsgedrag is meestal bepalend voor de overspanning en de maximale hart-op-hartafstand. Lengten zijn tot circa 6 m leverbaar. Het gewicht is circa 5 kg per m.

Houten vakwerk- en volwandliggers in systeem
De ontwikkeling van houten vakwerk- en volwandliggers, zoals Doka, Peri, Steidle, enz. als onderdeel van bekistingssystemen heeft voornamelijk buiten Nederland plaatsgehad. Het meest worden systemen uit Duitsland en Oostenrijk toegepast. Aanleiding tot specifieke ontwikkelingen waren de behoeften die op projecten ontstonden (zoals Doka-liggers die zijn toegepast bij de Donau-Krafwerke). Ter vervanging van de zware houten balken, werden profielen ontworpen met een gunstigere verhouding tussen massa en sterkte-eigenschappen. Bovendien kon meer aandacht worden besteed aan de kwaliteit van het hout.
Alle systeemliggers zijn zodanig gedimensioneerd dat ze niet alleen bij vloer- en dekbekistingen kunnen worden toegepast, maar ook geschikt zijn voor wandbekistingen, waar veel hogere betonspeciedrukken gelden. Afhankelijk van de toepassing zijn de dwarskracht, de doorbuiging, de sterkte of de oplegdruk ter plaatse van de ondersteuning maatgevend.

Vollewandliggers hebben het voordeel dat de oplegpunten vrij kunnen worden gekozen, terwijl dit bij vakwerkliggers wordt bepaald door de knooppunten van het inwendige vakwerk.
In de loop van de jaren zijn de liggers in verschillende hoogten uitgevoerd, elk met een optimaal toepassingsgebied en de mogelijkheid deze ook in andere situaties toe te passen.
De houten liggers zijn licht in gewicht, namelijk van 5 kg/m tot 9 kg/m. Ze zijn voornamelijk I-vormig uitgevoerd en door hun brede basis standzeker. Hierdoor kunnen ze los worden geplaatst zonder dat ze omvallen. De uitvoering in hout is bouweigen en zorgt er ook voor dat schoren, klampen, wiggen en andere materialen eenvoudig met draadnagels kunnen worden bevestigd.
Doordat er bijzondere eisen aan de kwaliteit van het hout worden gesteld, de opbouw is gelijmd en het profiel fabrieksmatig geproduceerd, zijn de toleranties geringer dan bij massief houten balken. Het gebruik als losse ligger is arbeidsvriendelijk, de toepassingen zijn legio en de levensduur aanzienlijk langer dan van baddinghout.

2.3.17a Aanzichten van verschillende typen houten systeemligger 2.3.17b Aanzichten van verschillende typen houten systeemligger

Koudgewalste stalen systeemliggers
Stalen systeemliggers zijn voorzien van gestandaardiseerde perforaties, waardoor ze zich gemakkelijk laten monteren en demonteren. Ze zijn in verschillende lengten verkrijgbaar en voorzien van hulpstukken om verlenging, bevestiging en hoekveranderingen mogelijk te maken. Toegepast als losse ligger bij horizontaal steunwerk hebben ze het nadeel dat ze niet standzeker zijn en de bevestiging van beplating moeilijk is. Ze worden dus veel meer toegepast bij wandbekistingen.

Aluminium profielen
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor het groeiend gebruik van aluminium als bekistingsmateriaal. Door het geringe materiaalgewicht zijn liggers, ook al zijn ze lang, gemakkelijk hanteerbaar. Vanuit ergonomische overwegingen komt aluminium tegemoet aan de wens de arbeid op de bouwplaats te verlichten. Verder is er nog een aantal voordelen te noemen dat pleit voor het gebruik van aluminium:

  • door het extrusieproces is elke vorm eenvoudig te realiseren;
  • houten regels om platen te bevestigen zijn in veel profielen opgenomen;
  • de toleranties zijn gering, de duurzaamheid is groot en de levensduur lang;
  • aluminium liggers zijn ongevoelig voor vocht;
  • aluminium heeft een hoge restwaarde, doordat het materiaal opnieuw kan worden verwerkt;
  • de mechanische eigenschappen zijn zodanig dat ontkisten nauwelijks tot beschadiging leidt;
  • de sterkte- en stijfheidseigenschappen zijn door de gekozen legeringen goed af te stemmen op toepassing in wand- en vloerbekistingen.

Nadeel is wel dat door de geringere elasticiteitsmodulus (1/3 van die van staal) de profielen hoger en breder zijn ter compensatie van de grotere doorbuiging, wat in het gebruik tot ongemak kan leiden. Verder zijn de uiteinden scherp, wat tot verwondingen kan leiden. In de civiele bouw moet vooral de dwarskracht worden gecontroleerd en horizontale belastingen worden voorkomen.
De meeste profielen zijn voorzien van sleuven om hulpstukken te bevestigen. Echter, de krachtsoverbrenging gaat dan altijd op afschuiving. Dit kan tot een kwetsbare verbinding leiden.

2.3.18 Ondersteuning op aluminium profiel

Liggers van profielstaal
Onderscheid kan worden gemaakt tussen lichte onderslagbalken uit IPE-profiel (IPE120 en 140) en de zwaardere uit HE- en IPE-profiel. De lichte IPE-profielen worden gebruikt als onderslag in systeemondersteuningen, de zwaardere profielen worden gebruikt bij grotere overspanningen en in de toepassing als moerbalk en oplegbalk. Staal kent een aantal voor- en nadelen, die van invloed zijn op het gebruik bij ondersteuningen.
Enkele voordelen:

  • er zijn vele handelsprofielen mogelijk, waardoor voor elke toepassing een geschikt profiel is te vinden;
  • ze zijn relatief goedkoop, afschrijvingskosten zijn laag, zeker van de zware profielen;
  • door de I-vorm bezitten stalen liggers een grote stijfheid;
  • profielen zijn door de flensbreedte zeer standzeker;
  • verbindingen kunnen worden gelast; profielen kunnen worden uitgevoerd met houten klossen om andere verbindingen mogelijk te maken of om de constructieve waarden van het doorsnedeprofiel te verbeteren;
  • door op moerbalken centerstrippen toe te passen, kan de belasting goed centrisch worden ingeleid.

Enkele nadelen:

  • de liggers zijn zwaar, alleen korte IPE-liggers kunnen met de hand worden omgezet;
  • IPE-profielen zijn knikgevoelig en moeten hierop worden gecontroleerd;
  • ergonomisch gezien is het gebruik van profielstaal niet aan te bevelen. Door oplossingen te kiezen die het gebruik van een kraan onvermijdelijk maken, kan dit nadeel worden omzeild;
  • het dode gewicht van een ligger stelt beperkingen aan de lengte. Er zijn bijzondere voorzieningen nodig om de liggers te kunnen transporteren.

Bij grote overspanningen is het gebruik van profielstaal vrijwel de enige mogelijkheid. De doorbuiging die onder belasting ontstaat, moet worden gecompenseerd met een aan te brengen voortoog.

2.3.19 Ondersteuning met onderslagbalken, moerbalken en verdeelbalken

Tooglatten
Bij horizontaal steunwerk met grote overspanning speelt de doorbuiging van de staalprofielen een rol. Deze kan de toegestane toleranties van de betonconstructie ruim overschrijden.
Enerzijds gaat het om de absolute verplaatsing van het midden van de overspanning ten opzichte van de steunpunten. Deze verplaatsing kan zo groot zijn dat gevaar voor scheurvorming in de verse betonspecie boven het steunpunt bestaat. Om deze reden worden de zwaarte van het staalprofiel en de hart-op-hartafstand vaak zodanig gekozen dat de doorbuiging wordt beperkt tot 1/600 à 1/1000 van de overspanning.

2.3.20 Schema van doorbuiging en scheurvorming

Anderzijds moet rekening worden gehouden met de relatieve verplaatsing als gevolg van doorbuiging onder belasting. Deze doorbuiging wordt gecompenseerd door middel van tooglatten of wiggen en wordt aangeduid als porring.
De hoogte van de tooglatten c.q. de aan te brengen wiggen die op de onderslagbalken worden aangebracht, varieert en volgt de optredende doorbuiging van het staalprofiel.
Bij het bepalen van de hoogte worden in acht genomen:

  • de doorbuiging van het staalprofiel onder de belasting van het betondek;
  • de doorbuiging als gevolg van het eigen gewicht van de bekisting en het staalprofiel;
  • de blijvende zeeg in het betonwerk (op te geven door de betonconstructeur);
  • opbuiging van de betonconstructie onder invloed van het aanbrengen van de voorspanning in het dek.
2.3.21 Schematisering van de componenten waaruit de porring bestaat

Doordat de stalen liggers meestal een bepaalde lengte hebben die vaak niet wordt aangepast aan de toepassing, ontstaan overstekken. Bij het aanbrengen van de tooglatten moet erom worden gedacht dat deze overstekken opbuigen en dus vrij moeten zijn. Ook moet rekening worden gehouden met verschillen in doorbuiging tussen de verschillende onderslagbalken. De doorbuiging is recht evenredig met de belasting en tot de 4e macht in relatie tot de overspanning. Tooglatten moeten voor zover mogelijk op dit verschil worden aangepast. Lukt dit niet, dan moeten afwijkende profielen worden gekozen.

2.3.22 Bovenaanzicht indeling onderslagbalken

Bij grotere overspanningen moet worden gecontroleerd of de staalprofielen moeten worden versterkt. Lange profielen zijn kipgevoelig, zeker als de vloer of het dek onder de verkanting ligt (bij uitkippen wordt de drukzijde van het profiel zijdelings uitgebogen of gaat het profiel roteren).
De aanname in de berekening dat opleggingen zich als gaffeloplegging gedragen, eist voorzieningen in de doorsnede van het profiel. Gaffelvoorzieningen kunnen in hout of staal worden uitgevoerd. Ook worden de profielen, als de berekening dit eist, met elkaar gekoppeld om ervoor te zorgen dat de oplegging zich werkelijk overeenkomstig de berekeningsmethode (gaffelvoorziening) gaat gedragen. Er zijn veel oplossingen denkbaar. In figuur 2.3.23 zijn enkele voorbeelden aangegeven.
Kipvoorzieningen kunnen in hout of staal worden uitgevoerd. De berekening zal aangeven welk materiaal minimaal vereist is.

2.3.23a Doorsneden van de oplegging van onderslagbalken, gekoppeld tot een gaffeloplegging 2.3.23b Voorbeeld van een foutief aangebrachte kipsteun (zonder schoorkruis)
2.3.5

Bijzondere ondersteuningen

Ondersteuning van vloeren onder een helling
Net als bij wanden ontstaan bij vloeren horizontaalkrachten als gevolg van scheefstand. Deze moeten door de constructie worden opgenomen en afgeleid naar de ondergrond. Er zijn wezenlijke verschillen tussen wanden en vloeren. Een wand heeft twee bekistingsvlakken, een vloer maar één. Bij vloeren kan, door de geringe hellingshoek, de horizontale reactie in veel gevallen door inwendige wrijving worden opgenomen; bij wanden lukt dat zeker niet.
Bij wanden vormen de twee bekistingsvlakken weer een evenwicht. Het verschil in belasting ontstaat door het verschil in hoogte tussen onder- en bovenkist. Bij vloeren hoeven we alleen rekening te houden met de horizontale component van de ontbonden reactiekracht. Als deze ontbonden reactiekracht kleiner is dan de inwendige wrijving tussen betonmengsel en bekisting (dus als het beton niet van de bekisting afglijdt), kan deze belasting door de contactbekisting worden opgenomen. Wel moet dan het bekistingsvlak zich als één geheel gedragen.

2.3.24 Storten van schuine vlakken

Bij twijfel over de stijfheid van het bekistingsvlak of de grootte van de mogelijke inwendige wrijving, moet men controleren of deze voldoende is voor opname van de horizontale component. Dit geldt ook bij schuine vlakken, waarbij de randbekisting een substantieel deel van de belasting opneemt.
Criterium is of het plastische mengsel gaat schuiven over de bekistingsplaat. Door de schuinte van de vloer of het dek zo snel mogelijk via wiggen in gaffels te elimineren, wordt vermeden dat er extra krachten in de ondersteuning ontstaan.

Is de schuinte te groot, dan moet de horizontale component naar vaste punten of via schoring naar de ondergrond worden afgeleid. Algemene aanbeveling hierbij is dat horizontale krachten zo dicht mogelijk bij het vlak waarin ze ontstaan, moeten worden afgeleid. Door de onderslagen, gekoppeld aan elkaar, aan gestorte betonconstructies te verankeren, is de afdracht optimaal.

Als het bekistingsvlak zich niet als één geheel gedraagt, bijvoorbeeld als een betonbalk het vlak van de vloer onderbreekt, moet aanvullend worden geschoord. Als bij hellingbanen tegen bestaand betonwerk wordt aangestort, dan moet de reactie van de horizontale betonspeciedruk ter plaatse van de aansluiting worden opgenomen door de ondersteuning. De ondersteuning moet dus verbonden worden aan het gestorte deel of voldoende worden afgeschoord.

Ondersteuning van trappen
De ondersteuning van een trap verschilt niet wezenlijk van die van een vloer onder een helling. Alleen de helling is groter en is te vergelijken met die van een hellingbaan.
Door de eenmaligheid en het verschil in hoogten (vaak wordt de onderliggende gestorte trap gebruikt als ondersteunende fundering) is de ondersteuning veelal traditioneel uitgevoerd. De bekisting voor de bodem van de trap en de bekisting voor de traptreden zijn heel verschillend en het maken en stellen van de bekisting voor een trap is arbeidsintensief. Geprefabriceerde betontrappen bieden daarom veel voordelen.

2.3.25 Doorsnede van de ondersteuning van een trapbekisting.
2.3.6

Bekisten en ontkisten van zware ondersteuningsconstructies

Algemeen
Het be- en ontkisten van zware ondersteuningen wordt beheerst door aandacht voor veiligheid en beheersbaarheid. Daarom wordt het bekisten van zware ondersteuningsconstructies in enkele fasen gescheiden, te weten: de handelingen rondom de fundatie, het monteren en afstellen van de ondersteuning en het aanbrengen van de bekisting. Om de bekisting op de juiste hoogte te krijgen, moet de hoogtemaatvoering van de bovenzijde van de bekisting al in de fundatie worden verwerkt. Deze moet dan ook op de tekening zijn aangegeven, evenals de opbouw ervan. De invloed van de tooglatten, de gevolgen van inknijping, de toepassing van centerstrippen op de moerbalken zijn allemaal componenten die in de af te stellen hoogte moeten zijn opgenomen en duidelijk herkenbaar vermeld moeten zijn.

2.3.26 Ondersteuning tijdens het bekisten

Net als het bekisten is ook het ontkisten in verschillende fasen aan te duiden en wel: het laten vrijkomen van de bekisting van het betonoppervlak, het wegnemen van de onderdelen van de dekbekisting, het demonteren van de ondersteuningsconstructie en het verwijderen van de tijdelijke fundaties.
Het is de fase waarin veel aandacht nodig is voor de persoonlijke veiligheid van mensen. Bij de opbouw moet al met de verschillende ontkistingsfasen rekening worden gehouden. Het wegnemen van de dekbekisting gaat handmatig en moet vanaf een hulpsteigervloer worden uitgevoerd, het demonteren gaat met takels of met een hydraulische kraan. Het manoeuvreren met lange stalen balken eist een overzichtelijke aanpak en voorzichtigheid. Het ontwerp van de ondersteuning moet hierop zijn afgestemd. De volgorde wordt mede bepaald door het ontwerp van de betonconstructie. In het algemeen geldt dat het ontkisten vanuit het midden van een overspanning naar de eindopleggingen moet plaatshebben, waardoor de vloer geleidelijk zelfdragend gaat worden.

Bij brugdekken, uitgevoerd in voorgespannen beton, moet rekening worden gehouden met het aanbrengen van de gedeeltelijke voorspanning om het dek zelfdragend te laten zijn. De gehele belasting verplaatst zich dan naar de steunpunten. Door de indrukking van de definitieve oplegvlakken rust dan het gewicht van het dek volledig op de eindgedeelten van de bekisting. Hierdoor ontstaat sterke inknijping van het hout en de spindels; dit gedeelte is dan ook zeer moeizaam te ontkisten. Het is dan ook gebruikelijk om (bij toepassen van een steigersysteem) enkele meters rond de opleggingen te ontkisten voor het voorspannen van de constructie. Dit om lokale overbelasting te voorkomen.

2.3.27 Schematisering voorspansituatie en opbuigen van het dek

Stelvoorzieningen
De hoogte-instelling van ondersteuningen voor dekken en vloerplaten van bijzondere betonconstructies is onderverdeeld in een grofinstelling en een fijninstelling. De grofinstelling wordt geëffectueerd met het samenstellen van de verticale steunconstructie, de fijninstelling gebeurt met spindels of wigconstructies. De belasting op deze steunpunten is hoog en de kans op fouten bij het afstellen is denkbeeldig.
De spindels van de verticale steunconstructie kunnen worden gebruikt voor het fijnstellen, maar ze zijn minder geschikt voor het laten zakken van de bekisting bij het ontkisten. Vaak worden hiertoe aparte hulpmiddelen in de ondersteuning opgenomen, bijvoorbeeld dubbele onderslagbalken, waartussen wigconstructies of zandpotten zijn aangebracht.

2.3.28 Aanzicht van een ondersteuning met een dubbele onderslagbalk onder de ondersteuning

Wigconstructies
Steunconstructies, opgebouwd uit houten stutten of stalen profielen, kunnen worden afgesteld en ontkist met aangebrachte houten wigconstructies, waardoor het gecontroleerd ontlasten van de ondersteuningsconstructie mogelijk wordt gemaakt.
Het eenvoudigst zijn hardhouten wiggen die door een boutverbinding met elkaar gekoppeld zijn, waardoor uit elkaar schuiven onmogelijk is. De vlakken tussen de twee wiggen zijn ingevet en maken door het lossen van de boutverbinding gecontroleerd ontkisten mogelijk. Overigens ontstaat het gevaar dat de wiggen bij niet goed aangebrachte boutverbindingen eronder vandaan klappen, met een calamiteit als gevolg. De belasting op de wiggen wordt bepaald door de toelaatbare oplegdruk van het hardhout.

2.3.29 Wigconstructie met hardhouten wiggen

Gespecialiseerde leveranciers hebben zwaardere wigmodellen ontwikkeld die als een soort ontkistpot onder de ondersteuning worden geplaatst. De belastbaarheid is 250 tot 1000 kN en het zijn vierdelige gietijzeren wigstellen met dubbeltapse wiggen van 2 x 45 graden.

2.3.30 Ontkistpot

Vijzelconstructies
Is de belasting nog hoger of het aantal steunpunten zo gering dat er hoge belastingen optreden, dan worden hydraulische vijzels met borgmoer toegepast. Deze vijzels kunnen als onderdeel van een ontkistingssysteem bij repeterende ondersteuningen, of als losse vijzel worden toegepast.

2.3.31 Doorsneden van ondersteuningen voorzien van hydraulische vijzels met borgmoer

Zandpotten
Als de hoogte-instelling bij het bekisten met zachthouten wiggen gebeurt, kan voor het ontkisten gebruik worden gemaakt van zandpotten. Het is een oud hulpmiddel dat nog steeds wordt gebruikt. De zandpot is een ontkistingsmiddel en geen stelmiddel, maar is in staat grote krachten op te nemen en daarbij gemakkelijk te ontkisten. Een zandpot bestaat uit een stalen cilinder, die gevuld is met droog zand.
De onderste cilinder heeft een of twee afsluitbare openingen, waardoor het zand bij het ontkisten kan weglopen. Teneinde het zand goed droog te houden wordt de opstelling afgedekt met een stevige kunststoffolie.
Door middel van proefbelasten kan de pot worden getest en de zetting worden bepaald.

2.3.32 Zandpot
2.3.7

Kwaliteit, arbeidsomstandigheden en milieu

Kwaliteit
Kwaliteitsaspecten die betrekking hebben op het betonwerk, zijn bijzonder en houden verband met de beheersbaarheid van het opbouwen en afstellen van de ondersteuning en het gedrag onder belasting. De kwaliteit van het betonoppervlak is een apart criterium. Deze wordt nauwelijks beschreven in een bestek, maar wordt tijdens de bouw door de vertegenwoordiger van de opdrachtgever aangegeven. Het betreft meestal een gewenste plaatindeling of een textuur in de betonhuid. Voor toleranties wordt verwezen naar de betreffende vraag- of projectspecificatie en/of CUR-Aanbeveling 100.
De vereiste beheersbaarheid stelt eisen aan het ontwerp van de ondersteuningsconstructie en aan de informatieoverdracht via de tekening. Een ondersteuning die eenduidig te berekenen valt, waarbij verlopende gedeelten toch zijn geschematiseerd en waarbij stabiliteit controleerbaar is en afgestemd op de praktijk, levert weinig verrassingssituaties op.
Bij ondersteuningen geldt bovendien dat een calamiteit vaak begint bij een onbeduidend maar essentieel detail. Vooral bij zware en gecompliceerde ondersteuningen eist dit gedegen eindcontroles aan de hand van tekening en berekening. Een uitvoerige controle op kwaliteit en veiligheid vlak voor het storten (liefst door iemand die niet betrokken is bij de opbouw) is beslist noodzakelijk.
Bij zware ondersteuningen die op staal zijn gefundeerd, is het bovendien raadzaam het gedrag onder belasting te monitoren. Zichtlatten en andere bouweigen oplossingen maken dit eenvoudig mogelijk.

Arbo
Zoals al eerder aangegeven, bestaat bij het be- en ontkisten van ondersteuningsconstructies grote kans op gevaarlijke situaties. Ook hier geldt dat een gedegen informatieoverdracht een groot deel van de risico’s kan wegnemen. Als de ploeg die moet be- en ontkisten, op de hoogte is van het waarom van een ontwerp en van sommige voorzieningen, is men gewaarschuwd en zal men zich daarnaar gedragen. Helaas gebeuren er op de bouwplaats regelmatig ongelukken die hadden kunnen worden voorkomen. Te denken valt aan persoonlijke inschattingsfouten, onjuíste aannamen, interpretaties, onachtzaamheid of miscommunicatie. Doordat de bekisting- en ondersteuningsconstructies gestapeld zijn, de belasting van korte duur is en vaak andere omstandigheden dan constructieve, bepalend zijn voor een bepaalde methodiek, is specifieke kennis noodzakelijk. ‘Try and error’ is als systeem onmogelijk. Aan voorspelbaarheid en beheersbaarheid worden hoge eisen gesteld die veilig werken als gevolg kunnen hebben.
De VSB heeft in het Handboek Steigers duidelijke richtlijnen en eisen opgesteld waaraan steigers en ondersteuningen moeten voldoen.

Voor lichte vloerbekistingen is in 2.2 al een aandachtspuntenlijstje opgenomen.
Voor zware ondersteuningen kan onderstaande lijst een aanvullende handreiking bieden:

  • doorgangen voldoende beveiligen tegen aanrijdbelastingen;
  • afhankelijk van de plaats waar wordt gebouwd, kan na het storten van een dek bewaking nodig zijn, teneinde molest te voorkomen;
  • ondersteuningen die in een vaarroute in het water zijn opgenomen, voorzien van remmingwerken;
  • voldoende werksteigers om veilig monteren en demonteren, be- en ontkisten mogelijk te maken. Hierbij domp en losse steigerdelen vermijden;
  • bij laswerk aan ondersteuningen voorkomen dat lasspetters de wapening/voorspanning kunnen raken;
  • bij het ontwerp van de ondersteuning rekening houden met de ontkistingsfase. Ofwel profielen zodanig indelen dat ze manoeuvreerbaar zijn gelegd en bij het ontkisten in een bepaalde volgorde kunnen worden weggenomen. Ofwel hulpwerk toepassen waarmee de totale bekisting kan worden afgelaten en het verwijderen van de bekisting op de grond gebeurt (lange centerpenstaven die aan de moerbalken zijn gekoppeld en waarbij de bekisting in stappen, hydraulisch naar beneden zakt);
  • het stortplan afstemmen op de uitgangspunten in het ontwerp van de ondersteuning;
  • voldoende loop- en werkruimte rondom de dekbekisting om veilig werken mogelijk te maken. Met kantplanken, leuningen en eventueel vangnetten de benodigde beveiliging voorzien. Vooral bij doorgaand auto- en treinverkeer ervoor zorgen dat er geen losse materialen naar beneden kunnen vallen;
  • in situaties waarin verkeer tijdens de bouw doorgang moet vinden, veel aandacht schenken aan omgevingsveiligheid en verkeersmaatregelen.
2.3.33 Ondersteuning tijdens manoeuvreren met staalprofielen

Milieu Over de milieuaspecten die betrekking hebben op het storten van beton, wordt in hoofdstuk 9 een uitvoerige uiteenzetting gegeven.
Rondom zware ondersteuningen zijn enkele aanvullende aandachtspunten te noemen:

  • vanwege het type bouwwerk worden ondersteuningen vaak geplaatst op tijdelijk hulpwerk. Deze fundaties moeten zoveel mogelijk worden verwijderd.
  • bij ondersteuningen op staal moet worden voorkomen dat het gedrag van de ondergrond door indringend water verandert. Dit kan maatregelen rondom waterhuishouding opleveren, die belastend zijn voor de omgeving;
  • gebruik van agressieve materialen die belastend zijn voor het milieu, zoals sommige smeerolieën, moet worden vermeden;
  • de toepassing van onbehandelde staalprofielen kan door de lange duur waarop een ondersteuning gemonteerd blijft, tot ongewenste roeststrepen op bestaand betonwerk leiden. Het is nauwelijks te verwijderen en levert een onaantrekkelijk gezicht op. Het onverzorgde aanzien kan bovendien aanleiding zijn tot graffiti en andere vormen van baldadig gedrag.